ECLI:NL:CRVB:2025:299

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
24/715 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van onvoldoende medische gegevens over arbeidsvermogen

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante stelt dat zij op de dag dat zij achttien jaar werd, voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft echter geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld of appellante op dat moment duurzaam geen arbeidsvermogen had. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de medische informatie die beschikbaar is, onvoldoende bewijs levert voor de stelling van appellante dat zij op haar achttiende jaar al leed aan psychische klachten. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat de beoordeling van het Uwv zorgvuldig is geweest en dat de omstandigheid dat er geen medische gegevens beschikbaar zijn over de situatie van appellante op haar achttiende verjaardag, voor haar eigen risico komt. De Raad heeft de weigering van de Wajong-uitkering in stand gelaten, omdat niet kan worden vastgesteld dat appellante op dat moment niet over arbeidsvermogen beschikte. De uitspraak is gedaan op 26 februari 2025.

Uitspraak

24/715 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2024, 23/456 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 februari 2025
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Volgens appellante voldeed zij op [geboortedatum] 2009 (de dag dat zij achttien jaar is geworden) aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat niet kan worden vastgesteld of zij aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering voldoet.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 februari 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Willering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1991, heeft met een door het Uwv op 7 juni 2021 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat zij last heeft van sociale angsten en straatvrees.
1.2.
Nadat de aanvraag in eerste instantie was afgewezen in verband met onduidelijkheid over de vraag of appellante op haar achttiende levensjaar in Nederland woonachtig was, is de aanvraag alsnog in behandeling genomen. Appellante heeft in een op 16 mei 2022 door het Uwv ontvangen aanvulling op haar aanvraag kenbaar gemaakt dat zij een sociale fobie heeft en angstig is voor mensen. Bij de aanvraag zijn naast het huisartsenjournaal van 1996 tot 2021 informatie van de KNO-arts van 2010 en brieven van Lentis PsyQ van 24 juni 2015 (intakeverslag) en van 9 december 2015 (bericht afsluiting behandeling ) ingestuurd. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, waarbij desgevraagd informatie van Lentis PsyQ van 6 september 2022 werd ontvangen. Hieruit blijkt dat appellante sinds 2013 bekend is met ziekte en dat van juni 2014 tot november 2014 een behandeling heeft plaatsgevonden bij FACT. Op 24 juni 2015 is appellante voor een sociale fobie bij Lentis onder behandeling gekomen. Geconcludeerd is dat op basis van de objectief medische gegevens niet kan worden vastgesteld dat sprake is van beperkingen als gevolg van ziekte op [geboortedatum] 2009, de datum van de achttiende verjaardag van appellante.
1.3.
Bij besluit van 22 december 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag. Het Uwv heeft het standpunt ingenomen dat niet kan worden vastgesteld dat appellante arbeidsongeschikt is op haar achttiende jaar. De omstandigheid dat in de brief van een psycholoog van 6 september 2022 melding is gemaakt van sinds de kindertijd bestaande angstklachten maakt de beoordeling niet anders, omdat er geen medische gegevens zijn die dit onderbouwen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd dat uit de medische stukken de arbeidsmogelijkheden van appellante per [geboortedatum] 2009 niet kunnen worden afgeleid. De meeste stukken zien namelijk op een periode ruim na het achttiende jaar. Dat geldt ook voor de klachten van maart 2011 die de huisarts heeft genoteerd. Uit de gegevens van de huisarts rond de achttiende verjaardag blijken geen klachten waardoor zij op die leeftijd niet zou hebben kunnen werken. De stelling van appellante dat zij door druk van haar familie niet met klachten naar buiten kon komen maakt de beoordeling niet anders, omdat de arbeidsmogelijkheden aan de hand van medisch objectiveerbare gegevens moeten worden vastgesteld. Omdat het om een verlate aanvraag gaat komt het risico van onduidelijkheden over de medische situatie op haar achttiende verjaardag voor rekening van appellante. Ten slotte acht de rechtbank het feit dat appellante niet fysiek door een verzekeringsarts is onderzocht niet onzorgvuldig omdat het gaat om een beoordeling rond november 2009. Het Uwv heeft afdoende toegelicht dat door het tijdsverloop een fysiek onderzoek door een verzekeringsarts geen toegevoegde waarde meer zou hebben. Het beroep op rechtspraak van de Raad [1] slaagt daarom niet.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak herhaald dat uit de overgelegde informatie, waaronder het rapport van Lentis, volgt dat zij de klachten al vanaf haar kindertijd heeft, ook op haar achttiende verjaardag.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
4.2.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet kan worden vastgesteld of appellante per [geboortedatum] 2009 (de dag dat zij achttien jaar is geworden) duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
Medische beoordeling
4.3.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het onderzoek van de artsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest. Het oordeel van de rechtbank hierover en de overwegingen van de rechtbank die aan dit oordeel ten grondslag zijn gelegd worden volledig onderschreven.
4.4.
Ook inhoudelijk wordt het oordeel van de rechtbank onderschreven. De rechtbank heeft het Uwv terecht gevolgd in zijn stelling dat uit de medische informatie die voorhanden is niet kan worden afgeleid dat appellante rond haar achttiende jaar al leed aan psychische klachten. In dat verband heeft het Uwv toegelicht dat in de informatie van de huisarts van 2009 melding is gemaakt van neusklachten en klachten van allergie en huidaandoeningen. Pas in 2011 is voor de eerste keer melding gemaakt van stressgerelateerde zaken. Later is appellante daarvoor onder behandeling gekomen. Er is echter geen medische informatie beschikbaar over psychische problemen van appellante rond haar achttiende levensjaar. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat daarvan op haar achttiende levensjaar sprake was en dat appellante op grond daarvan duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte. De stelling van appellante dat zij rond 2009 last had van een sociale fobie en daarmee voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering kan dan ook niet worden gevolgd.
4.5.
De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat de omstandigheid dat medische informatie niet voorhanden is bij een laattijdige aanvraag volgens vaste rechtspraak voor risico van de (laattijdige) aanvrager komt. [2] Overigens is niet in geschil dat appellante voor de gestelde psychische klachten in 2009 niet bij artsen geweest en dat hierover dus geen medische informatie beschikbaar is. De ernst van de medische situatie in november 2009 en de daarmee samenhangende beperkingen kunnen daardoor niet met objectief medische gegevens worden vastgesteld. De omstandigheid dat in de brief van Lentis van 6 september 2022 melding is gemaakt van sinds de kindertijd bestaande angstklachten wordt daarvoor onvoldoende geacht.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 vloeit voort dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat niet kan worden vastgesteld of appellante op [geboortedatum] 2009 beschikte over arbeidsvermogen en dat de aanvraag om een Wajong-uitkering om die reden terecht is afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van C.M. Snellenberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) C.M. Snellenberg

Voetnoten

1.CRvB 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 29 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1791.