ECLI:NL:CRVB:2025:299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van onvoldoende medische gegevens over arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante stelt dat zij op de dag dat zij achttien jaar werd, voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft echter geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld of appellante op dat moment duurzaam geen arbeidsvermogen had. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de medische informatie die beschikbaar is, onvoldoende bewijs levert voor de stelling van appellante dat zij op haar achttiende jaar al leed aan psychische klachten. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat de beoordeling van het Uwv zorgvuldig is geweest en dat de omstandigheid dat er geen medische gegevens beschikbaar zijn over de situatie van appellante op haar achttiende verjaardag, voor haar eigen risico komt. De Raad heeft de weigering van de Wajong-uitkering in stand gelaten, omdat niet kan worden vastgesteld dat appellante op dat moment niet over arbeidsvermogen beschikte. De uitspraak is gedaan op 26 februari 2025.