ECLI:NL:CRVB:2025:234

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
24/1102 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van de ANW-uitkering na schending van de inlichtingenplicht door verzoeker

In deze zaak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht de ANW-uitkering van verzoeker met terugwerkende kracht heeft beëindigd en de ten onrechte uitbetaalde uitkering heeft teruggevorderd. Verzoeker heeft de inlichtingenplicht geschonden door zijn huwelijk niet te melden. De Raad concludeert dat er in de omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding is om op grond van dringende redenen geheel of gedeeltelijk af te zien van de intrekking en/of terugvordering. De Svb heeft geen bewijs gezien dat de terugvordering heeft geleid tot financiële problemen voor verzoeker.

Het proces begon met een hoger beroep dat namens verzoeker is ingesteld door mr. N. Talhaoui, advocaat. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 januari 2025, waar verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. M. Kaplan, en de Svb door mr. A. Marijnissen. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker zijn huwelijk op [trouwdatum] 2022 niet tijdig bij de Svb heeft gemeld, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. De rechtbank had eerder het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak.

De Raad oordeelt dat verzoeker had moeten begrijpen dat zijn huwelijk invloed had op zijn recht op ANW-uitkering en dat hij dit tijdig had moeten melden. De Svb heeft op goede gronden aangenomen dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden. De Raad wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en bevestigt de intrekking en terugvordering van de uitkering.

Uitspraak

24/1102 ANW, 24/2694 ANW-VV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 april 2024, 23/2662 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb.
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 7 februari 2025
SAMENVATTING
In deze zaak oordeelt de Raad dat de Svb terecht de ANW-uitkering van verzoeker met terugwerkende kracht heeft beëindigd en de ten onrechte uitbetaalde uitkering heeft teruggevorderd. Verzoeker heeft de inlichtingenplicht geschonden en de Svb heeft in de omstandigheden van het geval geen dringende redenen hoeven aan te nemen om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. N. Talhaoui, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 24 januari 2025. Voor appellant is verschenen mr. M. Kaplan, advocaat en kantoorgenoot van mr. Talhaoui. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

De besluiten van de Svb
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Met een besluit van 29 maart 2022 is aan verzoeker met ingang van 1 april 2022 een nabestaandenuitkering op grond van de ANW [1] toegekend in verband met het overlijden van zijn toenmalige echtgenote op [datum] 2022.
1.2.
Op 12 oktober 2022 heeft de Svb een systeemmelding van de BRP [2] ontvangen waarin is vermeld dat verzoeker op [trouwdatum] 2022 is gehuwd.
1.3.
Met een besluit van 17 oktober 2022 heeft de Svb de ANW-uitkering van verzoeker beëindigd met ingang van 1 mei 2022, omdat hij op [trouwdatum] 2022 gehuwd is en daarom niet meer aan de voorwaarden voor een ANW-uitkering voldoet.
1.4.
Met een besluit van eveneens 17 oktober 2022 heeft de Svb de ten onrechte betaalde ANW-uitkering over de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 september 2022, ten bedrage van € 6.459,21 bruto, teruggevorderd. De Svb heeft verzoeker verzocht dit bedrag binnen zes weken terug te betalen, dan wel binnen die termijn om een betalingsregeling te vragen.
1.5.
Met het besluit van 6 maart 2023 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen de besluiten van 17 oktober 2022 ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen de invordering (betaling binnen zes weken) is niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker tijdig heeft verzocht om een betalingsregeling. Over de betalingsregeling volgt nog een nader besluit.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank heeft verzoeker zijn inlichtingenplicht geschonden en zijn er geen dringende redenen om van terugvordering af te zien. De Svb heeft volgens de rechtbank terecht geen reden gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Het standpunt van verzoeker
3. Verzoeker heeft aan zijn hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening ten grondslag gelegd dat hij zijn huwelijk bij de gemeente heeft gemeld en dat hij daardoor heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht. De spoedeisendheid ligt erin dat verzoeker daardoor ten onrechte geconfronteerd is met een evident onjuiste en grote terugvordering en invordering. Hierbij heeft verzoeker een brief van 26 november 2024 van de Svb overgelegd waarin hij erop is gewezen dat hij nog een bedrag van € 6.459,21 moet betalen en hij dat voor 15 december 2024 moet doen. Verder is een beroep gedaan op de rechtspraak van de Raad waarin het begrip dringende reden is verruimd. Subsidiair heeft verzoeker zich erop beroepen dat de ANW-uitkering beëindigd mag worden op het moment dat verzoeker zijn huwelijk in de BRP heeft laten inschrijven. Voorts wordt het standpunt gehandhaafd dat ten onrechte geen proceskosten in bezwaar zijn toegekend, omdat met de betalingsregeling is tegemoetgekomen aan de bezwaren van verzoeker.
Het standpunt van de Svb
4. De Svb ziet in wat door verzoeker naar voren is gebracht geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. De brief van 26 november 2024 was slechts een betalingsherinnering en inmiddels heeft verzoeker een brief gekregen met betrekking tot het treffen van een betalingsregeling en zal onderzoek naar zijn draagkracht plaatsvinden. De Svb handhaaft het standpunt dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat de teveel betaalde ANW-uitkering terecht is teruggevorderd. Volgens de Svb is er ook in het licht van recente rechtspraak van de Raad geen sprake van een dringende reden om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Het oordeel van de Raad

5. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
5.1.1.
Op grond van de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb [3] in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.1.2.
Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
5.1.3.
De onder 5.1.2 bedoelde situatie doet zich voor. Ook overigens zijn er geen beletselen om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
5.1.4.
De voorzieningenrechter beoordeelt de aangevallen uitspraak aan de hand van de argumenten van partijen. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het verzoek en het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft verzoeker de inlichtingenplicht geschonden?
5.2.
Verzoeker heeft aangevoerd dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenplicht, omdat hij zijn huwelijk wel aan de gemeente heeft doorgegeven en dit ook een overheidsinstantie is. Met de inschrijving in de BRP heeft hij voldaan aan zijn inlichtingenplicht richting de Svb.
5.3.
Deze grond slaagt niet. Verzoeker had redelijkerwijs kunnen weten dat hij zijn huwelijk van [trouwdatum] 2022 moest melden bij de Svb. Uit de informatie van de Svb die verzoeker ter beschikking stond bij het toekenningsbesluit had het hem duidelijk kunnen zijn dat een huwelijk van invloed kon zijn op zijn aanspraak op ANW-uitkering en dat hij deze wijziging had moeten melden bij de Svb. Verzoeker kon niet volstaan met de registratie van zijn in het buitenland gesloten huwelijk in de BRP. De uitzondering op de inlichtingenplicht voor feiten en omstandigheden die door de Svb kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens, is op de situatie van verzoeker niet van toepassing. De Regeling uitzondering inlichtingenplicht [4] die bepaalt welke gegevens van de inlichtingenplicht uitgezonderd zijn, is niet van toepassing op een in het buitenland gesloten huwelijk. [5] Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat de Svb op goede gronden heeft aangenomen dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden door zijn huwelijk niet onverwijld bij de Svb te melden. Dat verzoeker dat niet heeft gedaan, valt hem te verwijten. Dat verzoeker niet de bedoeling heeft gehad om de inlichtingenplicht te schenden, doet hier niet aan af. Hierdoor heeft verzoeker in de periode in geding ten onrechte ANW-uitkering ontvangen.
Intrekking/terugvordering
5.4.
In de omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd, heeft de Svb – ook in het licht van recente rechtspraak van de Raad [6] – geen aanleiding hoeven zien om op grond van dringende redenen geheel of gedeeltelijk af te zien van de intrekking en/of terugvordering. Van enige verwijtbaarheid aan de kant van de Svb is geen sprake. De Svb heeft op 12 oktober 2022 een systeemmelding ontvangen waaruit bleek dat verzoeker in het buitenland was gehuwd. De Svb heeft op 17 oktober 2022 de ANW-uitkering beëindigd, zodat ook geen sprake is van een situatie dat de periode waarin verzoeker ten onrechte ANW-uitkering ontving door toedoen van de Svb onnodig lang is opgelopen. [7] Met de financiële gevolgen van de terugvordering wordt in beginsel voldoende rekening gehouden bij de invordering. Met verzoeker is vanaf 21 juli 2023 een betalingsregeling voor een jaar afgesproken waarbij € 60,- per maand werd ingevorderd. Een betalingsregeling voor het resterende bedrag wordt door de Svb op dit moment onderzocht. Niet is gebleken dat de terugvordering voor verzoeker tot financiële problemen heeft geleid.
Geen vergoeding kosten in bezwaar
5.5.
Op grond van artikel 7:15 van de Awb worden de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In het besluit van 17 oktober 2022 is vastgesteld dat verzoeker het te veel betaalde bedrag binnen zes weken moet terugbetalen tenzij hij tijdig om een betalingsregeling verzoekt. Dit heeft verzoeker gedaan en een apart besluit met betrekking tot een betalingsregeling is later genomen. Van een situatie als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb is geen sprake, zodat er voor de Svb geen aanleiding bestond de gemaakte kosten in bezwaar te vergoeden.

Conclusie en gevolgen

5.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de intrekking en terugvordering in stand blijven. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6. Verzoeker krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2025.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) R.R. Olde Engberink

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene nabestaandenwet
Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b
Het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien:
de nabestaande in het huwelijk treedt dan wel een gezamenlijke huishouding gaat voeren anders dan ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende.
Artikel 35, eerste lid
De nabestaande, het ouderloos kind en zijn wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, zijn verplicht aan de Sociale verzekeringsbank op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt uitbetaald. De verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door de Sociale verzekeringsbank kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 53
1. De uitkering op grond van deze wet die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 34 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank van de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, of de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, teruggevorderd.
(…)
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.
Regeling uitzondering inlichtingenplicht
Artikel 3, zesde lid, aanhef en onder b
De inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 35, eerste lid van de Algemene nabestaandenwet, geldt niet ten aanzien van gegevens die in de basisregistratie personen zijn opgenomen ten aanzien van:
het sluiten of eindigen van een huwelijk of geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, van de Wet basisregistratie personen, voor zover dat in Nederland heeft plaatsgevonden;
Verlaging of intrekking van de uitkering (Beleidsregel SB1407)
Dringende reden in de AOW, Anw, AKW, Participatiewet, Remigratiewet en OBR
De SVB herstelt een wijziging die gevolgen heeft voor betalingen die in het verleden zijn gedaan in beginsel met volledig terugwerkende kracht. Dit doet de SVB ook als er geen wijziging is opgetreden, maar bijvoorbeeld door een fout van de SVB de uitkering in het verleden verkeerd is vastgesteld. De SVB ziet geheel of gedeeltelijk af van verlaging of intrekking van de uitkering over het verleden, als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Verlaging of intrekking over perioden in het verleden
Als de SVB een uitkering verlaagt of intrekt over een periode in het verleden, houdt de SVB rekening met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Beleid
De SVB heeft beleid ontwikkeld voor 3 situaties die veel voorkomen:
Betrokkene heeft de mededelingsplicht geschonden. De uitkering wordt dan verlaagd of ingetrokken met een terugwerkende kracht van maximaal 5 jaar. Als betrokkene grove schuld heeft aan het niet nakomen van de mededelingsplicht, is de terugwerkende kracht maximaal 10 jaar. In geval van opzet is de terugwerkende kracht maximaal 20 jaar.
Door een fout van de SVB is een onjuist besluit genomen. De uitkering wordt dan zonder terugwerkende kracht verlaagd of ingetrokken.
In geval van een ‘kenbaar evidente fout’ wordt de uitkering wel met een terugwerkende kracht verlaagd of ingetrokken. De mate van terugwerkende kracht is een percentage van de periode waarover de SVB te veel uitkering heeft betaald, namelijk:
  • 25% en maximaal 5 jaar als betrokkene de fout uit eigen beweging meldt aan de SVB;
  • 50% en maximaal 5 jaar als betrokkene heeft verzuimd de fout aan de SVB te melden;
  • 75% en maximaal 10 jaar als betrokkene grove schuld heeft aan het niet melden van deze fout;
  • 100% en maximaal 20 jaar als betrokkene met opzet de fout niet aan de SVB heeft gemeld.
Of sprake is van een ’kenbaar evidente fout’ beoordeelt de SVB aan de hand van de communicatie tussen de SVB en de individuele betrokkene. Daarnaast is van belang welk besluit betrokkene van de SVB mocht verwachten op grond van de door hem verstrekte informatie. De SVB verwacht wel van betrokkene dat hij de brieven van de SVB zorgvuldig leest, maar niet dat hij de inhoud van de brieven controleert aan de hand van de wet- en regelgeving, de beleidsregels en de website van de SVB.
3. Betrokkene ontvangt met terugwerkende kracht een nabetaling van een andere instantie. In dat geval wordt de uitkering met dezelfde terugwerkende kracht verlaagd of ingetrokken.
Evenredigheidstoets
Ook ziet de SVB geheel of gedeeltelijk af van de voorgenomen verlaging of intrekking als de bijzondere omstandigheden van het geval ertoe leiden dat de mate van terugwerkende kracht onevenredig is. Bij deze beoordeling hecht de SVB belang aan:
  • de mate waarin de betrokkene een verwijt kan worden gemaakt; en
  • de mate waarin de SVB een verwijt kan worden gemaakt.

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.
2.Basisregistratie personen.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 maart 2017, Stcrt. 2017, 17689.
5.Artikel 3, zesde lid, aanhef en onder b, van de Regeling uitzondering inlichtingenplicht.
6.Zie onder meer de uitspraak van de Raad van 21 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2140.
7.Zie onder meer de uitspraken van de Raad van 21 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2140 en van 21 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2236.