Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- wijst het verzoek om herziening af;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 22 februari 2024. Verzoeker, die in Peru woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin werd geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had geweigerd om terug te komen op zijn besluit van 2 april 2019. Dit besluit betrof de herleving van de Wajong-uitkering van verzoeker, die volgens hem per 5 juni 2018 had moeten herleven. De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aan de voorwaarden voor herziening voldeden. De Raad oordeelde dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, en dat verzoeker niet had aangetoond dat hij feiten of omstandigheden had die hem vóór de eerdere uitspraak niet bekend waren. Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat dit verzoek afhankelijk was van de uitkomst van het herzieningsverzoek. De uitspraak werd gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier N. ter Heerdt, en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.