ECLI:NL:CRVB:2025:201

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
24/2543 WAJONG-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening en voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 22 februari 2024. Verzoeker, die in Peru woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin werd geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had geweigerd om terug te komen op zijn besluit van 2 april 2019. Dit besluit betrof de herleving van de Wajong-uitkering van verzoeker, die volgens hem per 5 juni 2018 had moeten herleven. De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aan de voorwaarden voor herziening voldeden. De Raad oordeelde dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, en dat verzoeker niet had aangetoond dat hij feiten of omstandigheden had die hem vóór de eerdere uitspraak niet bekend waren. Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat dit verzoek afhankelijk was van de uitkomst van het herzieningsverzoek. De uitspraak werd gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier N. ter Heerdt, en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

Uitspraak

24/1506 WAJONG, 24/2543 WAJONG-VV
Datum uitspraak: 5 februari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van
22 februari 2024, 23/3262 WAJONG en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb
Partijen:
[verzoeker] te Peru (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of er aanleiding bestaat terug te komen van een eerdere uitspraak van de Raad.

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft verzocht om herziening van de hiervoor vermelde uitspraak van de Raad.
Verzoeker heeft daarnaast een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het Uwv heeft een reactie gegeven op het verzoek.

OVERWEGINGEN

1. Voor de van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de hiervoor vermelde uitspraak van 22 februari 2024 [1] .
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, stond de vraag centraal of het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen van zijn besluit van 2 april 2019, waarbij de eerder in verband met voorlopige hechtenis beëindigde Wajong-uitkering van verzoeker vanaf 27 maart 2019 is herleefd. Volgens verzoeker had deze uitkering per 5 juni 2018 moeten herleven, omdat hem vanaf deze datum niet rechtmatig zijn vrijheid was ontnomen. De Raad heeft dit standpunt niet gevolgd.
3.1.
Verzoeker heeft in zijn verzoek om herziening aangevoerd dat de behandelend raadsheer zijn hoger beroepschrift niet had gelezen, het standpunt van verzoeker onjuist heeft weergegeven, niet deskundig was op het rechtsgebied van het strafrecht, heeft geoordeeld in strijd met artikel 8:69 van de Awb en meerdere algemene beginselen van behoorlijk bestuur en meineed heeft gepleegd. Verder heeft verzoeker gesteld dat bij de behandeling ter zitting van 8 februari 2024 sprake was van een slechte telefoonverbinding, waardoor hij in zijn belangen is geschaad.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht het verzoek om herziening af te wijzen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 8:119 van de Awb kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak [2] is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
4.3.
Verzoeker heeft in zijn verzoek geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb aangevoerd, dat wil zeggen feiten of omstandigheden die hem vóór de uitspraak van 22 februari 2024 niet bekend waren en hem voorafgaand aan die uitspraak ook niet redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Er is dus niet voldaan aan de voorwaarden voor herziening. Met wat verzoek aan zijn verzoek om herziening ten grondslag heeft gelegd beoogt hij in feite een hernieuwde discussie te voeren over de herleving van zijn Wajong-uitkering per eerdere datum dan per 27 maart 2019 en de uitspraak van de Raad van 22 februari 2024. Uit wat in 4.2 is overwogen volgt dat het middel van herziening daarvoor niet is bedoeld. Wat verzoeker overigens heeft aangevoerd is daarnaast in het geheel niet onderbouwd. Het verzoek om herziening is kennelijk ongegrond, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek om herziening wordt afgewezen. Dit betekent dat niet van de uitspraak van de Raad van 22 februari 2024 wordt teruggekomen. Omdat het verzoek om herziening wordt afgewezen, komt het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking.
6. Omdat het verzoek wordt afgewezen krijgt verzoeker geen vergoeding voor zijn proceskosten en griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • wijst het verzoek om herziening af;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) N. ter Heerdt
Tegen deze uitspraak op het verzoek om herziening kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.CRvB 22 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:354.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 19 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2257.