ECLI:NL:CRVB:2025:195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag voor een kind dat in Marokko woont
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om geen kinderbijslag toe te kennen voor zijn zoon die in Marokko woont. De appellant had kinderbijslag aangevraagd voor het tweede kwartaal van 2021 tot en met het tweede kwartaal van 2022, maar de Svb weigerde deze aanvraag op basis van de geldende wetgeving, die stelt dat geen recht op kinderbijslag bestaat voor kinderen die buiten Nederland wonen, met uitzondering van bepaalde overgangsregelingen. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldeed aan de onderhoudseis, omdat hij over het eerste kwartaal van 2021 onvoldoende had bijgedragen aan het onderhoud van zijn zoon. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen de beslissing van de Svb ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de coronapandemie geen reden was om af te wijken van de regels, en dat de appellant niet had aangetoond dat hij in de gegeven omstandigheden onredelijk benadeeld was. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent kinderbijslag en de voorwaarden die aan het recht op deze uitkering zijn verbonden.