ECLI:NL:CRVB:2025:1864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante had op 1 februari 2022 een aanvraag ingediend, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat zij beschikte over arbeidsvermogen. Appellante betwistte dit en stelde dat zij als jonggehandicapte had moeten worden aangemerkt, omdat zij op de datum van de aanvraag niet over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv had het bezwaar van appellante tegen de weigering van de uitkering ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 5 november 2025, waar appellante werd bijgestaan door een gemachtigde en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante op de datum van de aanvraag arbeidsvermogen had, en dat de rechtbank de beslissing van het Uwv terecht had bevestigd. De Raad wees het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling van het Uwv. De uitspraak bevestigt de weigering van de Wajong-uitkering en er worden geen proceskosten vergoed.