ECLI:NL:CRVB:2024:2296
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 1990, heeft in 2022 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt door diverse medische klachten. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellante over arbeidsvermogen beschikt en heeft haar aanvraag afgewezen.
De rechtbank Rotterdam heeft het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 6 november 2024 heeft de Raad de zaak behandeld. De Raad heeft de argumenten van appellante, die betwistte dat zij arbeidsvermogen heeft en stelde dat haar medische problematiek onvoldoende was meegewogen, overwogen.
De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante op de datum van haar aanvraag over arbeidsvermogen beschikte. De Raad onderschrijft de bevindingen van de rechtbank en het Uwv dat appellante voldoet aan de criteria voor arbeidsvermogen, ondanks haar beperkingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.