ECLI:NL:CRVB:2025:1847
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die stelt duurzaam niet over arbeidsvermogen te beschikken. Appellant, geboren in 2001, had op 22 september 2021 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv weigerde deze op basis van de conclusie dat zijn situatie niet duurzaam was. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat appellant, hoewel hij op dat moment geen arbeidsvermogen had, in de toekomst mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou kunnen ontwikkelen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat er geen medische contra-indicaties waren voor het volgen van behandeling. Appellant had in hoger beroep herhaald dat hij geen basale werknemersvaardigheden had en niet openstond voor hulpverlening, maar de Raad oordeelde dat het Uwv aannemelijk had gemaakt dat er nog perspectief was op verbetering. De uitspraak bevestigde dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft, en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.