ECLI:NL:CRVB:2025:1753
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over een hoger beroep dat door appellant is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep. Appellant, vertegenwoordigd door mr. B.C.F. Kramer, heeft het Uwv verzocht om vergoeding van schade die hij heeft geleden door de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft zich niet verzet tegen de veroordeling in de proceskosten en/of schadevergoeding. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting en heeft een onafhankelijke deskundige benoemd om advies uit te brengen. Na de heropening van de zaak heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor appellant met terugwerkende kracht in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet. Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en schadevergoeding. De Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van € 500,-. Daarnaast zijn de proceskosten van appellant in verband met het verzoek om schadevergoeding begroot op € 453,50, en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten van appellant tot een totaalbedrag van € 5.392,70. Tot slot dient het Uwv het griffierecht van € 185,- te vergoeden.