ECLI:NL:CRVB:2025:1640

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
25/399 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hoogte en terugvordering van WW-uitkering met betrekking tot inkomsten uit arbeid

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de hoogte van de WW-uitkering van appellant over de maanden december 2023 en januari 2024, waarbij het Uwv de uitkering heeft verlaagd vanwege inkomsten uit arbeid. Appellant ontving vanaf 14 augustus 2023 een WW-uitkering en vanaf 14 september 2023 een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Het Uwv heeft op basis van inkomensgegevens van de Belastingdienst de hoogte van de uitkering vastgesteld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van te veel ontvangen uitkering, maar het Uwv heeft geoordeeld dat de terugvordering gerechtvaardigd is, hoewel appellant op dat moment geen aflossingscapaciteit had. De rechtbank heeft het standpunt van het Uwv bevestigd, waarbij is gesteld dat het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij appellant kan aantonen dat deze gegevens onjuist zijn. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere besluiten zouden ondermijnen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2025, 24/2144 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 november 2025

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv de hoogte van de uitkering van appellant over de maanden december 2023 en januari 2024 juist heeft vastgesteld. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen erop gewezen dat de zaak zonder zitting kan worden afgedaan. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellant ontving vanaf 14 augustus 2023 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vanaf 14 september 2023 ontving appellant tevens een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Appellant heeft naast zijn uitkeringen gewerkt. Het Uwv ontvangt inkomensgegevens die de werkgever van appellant doorgeeft aan de Belastingdienst en stelt aan de hand daarvan de hoogte van de uitkering vast.
1.2.
Bij besluit van 9 februari 2023 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant over de maand december 2023 verlaagd in verband met inkomsten uit arbeid. De hoogte van zijn WW-uitkering en toeslag over de maand december 2023 is vastgesteld op € 1.377,99. Bij een tweede besluit van 9 februari 2023 heeft het Uwv de WW-uitkering en toeslag over de maand januari 2024 verlaagd in verband met inkomsten uit arbeid. De hoogte van de WWuitkering en toeslag over de maand januari 2024 is vastgesteld op € 1.271,58.
1.3.
Bij besluit van 27 februari 2024 heeft het Uwv bepaald dat appellant nog een bedrag van € 2.451,06 moet terugbetalen, maar dat hij op dat moment geen aflossingscapaciteit heeft, zodat appellant de uitkering nog niet hoeft terug te betalen.
1.4.
Met een besluit van 29 februari 2024 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant binnen zes weken een bedrag van € 97,01 (bruto) moet terugbetalen.
1.5.
Het Uwv heeft appellant geïnformeerd dat het Uwv voor de verrekening van de inkomsten over de maand januari uitgaat van de gegevens die de werkgever van appellant heeft doorgegeven aan de Belastingdienst. Bij besluiten van 7 maart 2024 en 8 maart 2024 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant over de maand januari 2024 verlaagd in verband met inkomsten uit arbeid. De hoogte van de WW-uitkering en toeslag van appellant over de maand januari 2024 is vastgesteld op een bedrag van € 1.253,25. Appellant heeft als gevolg daarvan € 18,33 (bruto) te veel aan WW-uitkering ontvangen. Dit bedrag wordt van appellant teruggevorderd.
1.6.
Met een besluit van 13 maart 2024 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant binnen zes weken een bedrag van € 18,33 moet terugbetalen.
1.7.
Bij beslissing op bezwaar van 26 april 2024 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren tegen de in 1.4 en 1.6 genoemde besluiten gegrond verklaard en de bezwaren tegen de overige besluiten ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat het Uwv bij de vaststelling van de WW-uitkering rekening moet houden met inkomsten uit werkzaamheden, waarbij wordt uitgegaan van de informatie van de Belastingdienst. De WW-uitkering die ten onrechte is uitbetaald moet in beginsel worden teruggevorderd. Van een dringende reden om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, is het Uwv niet gebleken. Gelet op het feit dat appellant geen aflossingscapaciteit had, hoefde hij nog niets terug te betalen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat op grond van vaste rechtspraak van de Raad [1] volgt dat het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij de betrokkene aantoont dat deze gegevens onjuist zijn. Appellant heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd waaruit blijkt dat hij in de maand februari 2024 [lees: december 2023 en januari 2024] andere inkomsten had dan door het Uw gehanteerd. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat de polisgegevens voor wat betreft de loonhoogte onjuist zijn. De rechtbank is niet gebleken van een dringende reden om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het lastig voor hem is werk te vinden. Hij heeft diverse malen gesolliciteerd, maar tot op heden tevergeefs. De afgelopen periode was zijn enige bron van inkomsten een bijstandsuitkering. Zijn persoonlijke en financiële situatie is moeilijk. Zodra hij werk en inkomen heeft, kan hij de vordering bij Uwv terugbetalen. Appellant heeft verzocht voor hem een basisinkomen toe te kennen of om een speciale werkplek te creëren.
Het standpunt van het Uwv
4. Het Uwv heeft gevraagd om de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

5.1.
Wat appellant aanvoert is in de kern een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom dat niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. Appellant heeft in hoger beroep geen reden gegeven waarom die uitleg onjuist of onvolledig is of dat het Uwv bij de vaststelling van zijn WW-uitkering en toeslag fouten heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

5.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.A. Baars als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.

(getekend) H.G. Rottier

(getekend) H.A. Baars

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 19 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:631 en 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2789.