ECLI:NL:CRVB:2025:1601
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over voortzetting ZW-uitkering werknemer na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een werknemer tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewet (ZW)-uitkering ongewijzigd voort te zetten. De werknemer, die zich op 10 juli 2018 ziek meldde, ontving een ZW-uitkering die voor rekening kwam van zijn werkgever, een besloten vennootschap. Het Uwv had vastgesteld dat de werknemer minder dan 65% van zijn laatst verdiende loon kon verdienen. De appellante betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, omdat er geen overleg was geweest met de bedrijfsarts en de behandelende sector. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van de appellante ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de ZW-uitkering van de werknemer terecht ongewijzigd was voortgezet per 27 maart 2020. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar had geduurd. De uitspraak werd gedaan op 27 oktober 2025.