ECLI:NL:CRVB:2025:1600
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en verzoek om schadevergoeding in het kader van de WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van een werknemer, vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 61,97% per 7 juli 2020. De appellante, een besloten vennootschap, betwistte de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid en stelde dat de wachttijd ten onrechte was vervuld. De Raad oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv, dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 10 juli 2018 was. De Raad verwierp ook het beroep op het Korošec-arrest, waarbij het beginsel van equality of arms aan de orde kwam, en concludeerde dat er geen schending van dit beginsel was. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen, omdat de redelijke termijn in deze procedure niet was overschreden. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam werd bevestigd, en de toekenning van de WIA-uitkering bleef in stand.