In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:157, wordt het beroep van appellante tegen het besluit van het CIZ van 26 februari 2024 behandeld. Appellante verzoekt om 24 uur per dag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar de Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor deze zorg. De Raad stelt vast dat appellante planbare zorg kan ontvangen en zelf hulp kan inroepen indien nodig. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de zorgbehoefte van appellante kan worden ondervangen door de huidige begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Daarnaast wordt er een verzoek om schadevergoeding behandeld wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn met ongeveer twee jaar is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.000,-, waarvan € 1.916,67 voor het CIZ en € 83,33 voor de Staat der Nederlanden. De Raad wijst erop dat appellante in zoverre om uitbreiding van het aantal uren begeleiding op grond van de Wmo 2015 kan verzoeken.