ECLI:NL:CRVB:2025:1549
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstandsverlening wegens schending van inlichtingenverplichting en vermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 mei 2023. De zaak betreft de intrekking en herziening van de bijstandsverlening aan appellante, alsook de terugvordering van bijstandsbedragen tot een totaal van € 17.311,06. De intrekking is gebaseerd op het feit dat appellante beschikte over vermogen dat boven het vrij te laten vermogen uitkwam, terwijl de herziening voortvloeit uit niet-gemelde inkomsten in de vorm van bijschrijvingen en kasstortingen op haar bankrekening. Appellante heeft haar inlichtingenverplichting geschonden door deze informatie niet te verstrekken, wat heeft geleid tot onterecht ontvangen bijstand.
De Centrale Raad heeft in de regiebrief van 2 oktober 2024 appellante erop gewezen dat de beroepsgronden beperkt zijn tot de stelling dat het college onrechtmatig waarnemingen heeft verricht op basis van een anonieme brief. De Raad heeft echter vastgesteld dat deze waarnemingen niet aan de besluitvorming ten grondslag liggen. De beroepsgrond van appellante slaagt niet, omdat de waarnemingen niet relevant zijn voor de beslissing over de intrekking en herziening van de bijstand. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat de intrekking, herziening en terugvordering van de bijstand in stand blijven. Aangezien appellante geen gelijk heeft gekregen, is er ook geen aanleiding voor een kostenveroordeling.