ECLI:NL:CRVB:2025:1547
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang bij weigering maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die in oktober 2021 met haar kinderen uit de Dominicaanse Republiek naar Nederland was teruggekeerd, had een verzoek ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat appellante niet dakloos was. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat er wel procesbelang was, onder andere vanwege haar verzoek om vergoeding van immateriële schade en proceskosten.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak, omdat het verzoek om maatschappelijke opvang betrekking had op een periode die al was verstreken. Appellante en haar kinderen hadden inmiddels een appartement en waren niet langer afhankelijk van maatschappelijke opvang. De Raad oordeelde dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit niet relevant was voor een toekomstige periode. Daarnaast werd het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat appellante niet voldoende bewijs had geleverd van psychische schade. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen zelfstandig procesbelang was voor de verzoeken van appellante. Hierdoor kreeg zij geen vergoeding voor haar proceskosten en het griffierecht.