ECLI:NL:CRVB:2025:1431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 1 juli 2022, die door het Uwv is vastgesteld op 36,66%. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat is de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 26 maart 2025 geoordeeld dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd was en heeft het Uwv opgedragen om het gebrek te herstellen. Het Uwv heeft vervolgens rapporten ingediend van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, waarin de beperkingen van appellante zijn herzien en toegelicht. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv met deze rapporten voldoende uitvoering heeft gegeven aan de opdracht uit de tussenuitspraak en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in voldoende mate tegemoetkomen aan de klachten van appellante. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 24 februari 2023 vernietigd, met de bepaling dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante en dient het griffierecht te worden vergoed.