ECLI:NL:RBNHO:2023:13568

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
HAA 23/2595
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. M. van der Feer. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar arbeidsongeschiktheidspercentage werd vastgesteld op 36,66% en zij een WGA-vervolguitkering zou ontvangen van 28% van het minimumloon. Eiseres betwistte de medische grondslag van het besluit en stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De bezwaarverzekeringsarts had de rapportage van Psyon, waarin een somatisch-symptoomstoornis werd vastgesteld, betrokken bij de beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen correct had vastgesteld en dat eiseres in staat was om de geduide functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de rol van deskundigen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. Eiseres werd geadviseerd om begeleiding van een jobcoach te ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet betekende dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De beslissing van de rechtbank is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2595

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. van der Feer).

Inleiding

1. Bij besluit van 10 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 1 juli 2022 een WGA-vervolguitkering toegekend omdat zij voor 47,27% arbeidsongeschikt is.
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat eiseres met ingang van 1 juli 2022 voor 36,66% arbeidsongeschikt is en met ingang van 1 oktober 2022 een WGA-vervolguitkering ontvangt van 28% van het minimumloon. Dat was eerst 35%. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met de heer [naam] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres was werkzaam als kapster voor 30 uur per week. Voorafgaand aan deze procedure had eisers een loonaanvullingsuitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 42,27%. Deze uitkering liep af per 30 juni 2022. Bij besluit van 10 maart 2022 heeft verweerder aan eiseres met ingang van 1 juli 2022 een WGA-vervolguitkering toegekend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Na het bezwaar van eiseres heeft er op 13 juni 2022 een medisch en arbeidskundige beoordeling plaatsgevonden. Er heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden met de verzekeringsarts. Deze heeft geoordeeld dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) uit 2020 nog grotendeels actueel is en heeft daarnaast aanvullende beperkingen aangenomen vanwege het gehoorverlies en de hooikoorts van eiseres. Aan de hand van de nieuwe FML heeft de arbeidsdeskundige een aantal geschikte functies geduid voor eiseres. Het arbeidsongeschiktheidspercentage komt daarmee op 36,66%. Op 29 juli 2022 heeft verweerder aan eiseres het voornemen uitgebracht om eiseres vanaf 1 juli 2022 voor 36,66% arbeidsongeschikt te achten wat inhoudt dat zij met ingang van 1 oktober 2022 een WGA-vervolguitkering ontvangt van 28% van het minimumloon. Eiseres heeft vervolgens nadere bezwaargronden ingediend.
4. Op 31 oktober 2022 is eiseres op spreekuur geweest bij de bezwaarverzekeringsarts. Deze heeft aanleiding gezien om een psychiatrische expertise aan te vragen. Op 31 januari 2023 heeft Psyon een rapportage uitgebracht. Uit die expertise is gebleken dat eiseres een somatisch-symptoomstoornis, persisterend ernstig (hoofddiagnose) Paranoïde, borderline met vermijdende persoonlijkheidskenmerken heeft. In de huidige situatie is het niet mogelijk om een persoonlijkheidsstoornis vast te stellen, daarvoor moet eerst de somatisch-symptoomstoornis adequaat behandeld worden (bij de GGZ of en multidisciplinair werkend team).
5. De bezwaarverzekeringsarts heeft – omdat een persoonlijkheidsstoornis niet kan worden uitgesloten – uit zorgvuldigheid de al aangenomen beperkingen in de FML gehandhaafd. Daarnaast heeft de bezwaarverzekeringsarts extra beperkingen aangenomen naar aanleiding van de rapportage van Psyon. Tenslotte stelt de bezwaarverzekeringsarts dat er meer dan geringe kans op verbetering van de belastbaarheid is, gelet op de gedetailleerde adviezen over de behandelmogelijkheden.
6. De bezwaararbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat de toevoegingen op de FML niet van invloed zijn op de geschiktheid van de geduide functies. Het arbeidsongeschiktheidspercentage blijft 36,66%.

Overwegingen

7. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht aan eiseres vanaf 1 juli 2022 een WGA-vervolguitkering heeft toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,66%. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beoordeling door de rechtbank
9. Omdat eiseres de medische grondslag van het bestreden besluit betwist dient te worden beoordeeld of de rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen en of er aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische conclusies. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
Zorgvuldigheid onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Er heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden met de primaire verzekeringsarts, die tevens dossierstudie heeft verricht en medische stukken van derden bij de beoordeling heeft betrokken. Eiseres is bij de bezwaarverzekeringsarts op fysiek spreekuur geweest. Deze heeft ook dossierstudie verricht en heeft tevens aanleiding gezien een onderzoek te laten uitvoeren door Psyon. De resultaten van dit onderzoek zijn door de bezwaarverzekeringsarts bij de beoordeling betrokken.
Juistheid van de medische en arbeidskundige conclusies
11. Eiseres voert aan dat uit de expertise van Psyon, met name door de toelichting op de punten ‘inzicht in eigen kunnen’ en ‘omgaan met conflicten’, blijkt dat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Eiseres stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Zij zal zonder goede aansturing niet in staat zijn om als werknemer normaal te functioneren. De werkomgeving zal een goed evenwicht tussen activeren en het inbouwen van rust moeten bieden. Ook dient sprake te zijn van concrete adviezen, maar tegelijkertijd zal het aanspreken op gedrag en functioneren een averechts effect hebben. Er is meer nodig dan alleen hulp bij integratie. Feitelijk zal het erop neerkomen dat eiseres door een werkgever met een fluwelen handschoen moet worden benaderd, wat in redelijkheid van een werkgever niet verwacht kan worden, aldus eiseres.
12. Subsidiair voert eiseres aan dat zij meer beperkt is dan is aangenomen. Zij is snel afgeleid, is beperkt in veelvuldige onderbrekingen en storingen en heeft continue op begeleiding in arbeid aangewezen.
13. De rechtbank stelt vast dat de psychiater van Psyon in het deskundigenrapport aanwijzing ziet voor beperkingen op de volgende items:
- inzicht in eigen kunnen
- omgaan met conflicten
- werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken
- werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is
De bezwaarverzekeringsarts heeft al deze door de deskundige benoemde items (voorzover dit niet al gebeurd was) opgenomen in de FML. Daarnaast heeft de psychiater in de Psyon rapportage het volgende gesteld:
“Aanwijzingen voor beperkingen worden niet gevonden binnen de items vasthouden en verdelen van de aandacht, herinneren, doelmatig en zelfstandig handelen, handelingstempo, samenwerken, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, en vervoer.”
Tevens adviseert de psychiater dat – mocht werkhervatting aan de orde zijn – eiseres enige regie en controle te geven conform de GGZ-standaard ‘Arbeid als medicijn’. De bezwaarverzekeringsarts heeft dit advies overgenomen en benoemt daarbij dat het voor de re-integratie van eiseres van belang is dat zij wordt begeleid door een jobcoach die bekend is met de genoemde GGZ-standaard en eiseres daarbij enige regie en controle kan geven.
14. De rechtbank is van oordeel dat, in tegenstelling tot wat eiseres betoogt, het rapport van Psyon niet met zich meebrengt dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is. De bezwaarverzekeringsarts heeft de door de psychiater genoemde beperkingen overgenomen en met deze beperkingen, zo heeft de arbeidskundige onderzocht, moet eiseres in staat worden geacht de geduide functies te verrichten.
14. Het standpunt van eiseres dat er meer dan alleen hulp bij de re-integratie nodig is en dat die verdergaande hulp niet van een werkgever kan worden verlangd en daarom in strijd is met het bepaalde in artikel 9, onder c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, volgt de rechtbank niet. Door de psychiater is alleen aangegeven dat er bij werkhervatting van eiseres enige regie en controle moet zijn. Door de bezwaarverzekeringsarts is hiervoor een jobcoach voorgesteld. Dat de regie en controle verder moet gaan dan een jobcoach eiseres bij werkhervatting kan bieden blijkt niet uit het deskundigenrapport en ook niet uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts. Daarbij neemt de rechtbank in de eerste plaats in aanmerking dat de psychiater expliciet heeft aangegeven dat er geen beperkingen nodig zijn op de punten zelfstandig handelen, en samenwerken. Daarbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat, zo is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht in haar rapportage van 23 februari 2023, er in de geduide functies geen of minimaal sprake is van persoonlijke invulling van de werkzaamheden en dat eiseres er onder directe leiding staat van een leidinggevende of werkt in een kleine groep collega’s, waardoor er volgens de arbeidsdeskundige geen mogelijkheid is tot passiviteit of vermijdingsgedrag.
16. De enkele stelling van eiseres dat begeleiding door een jobcoach in het verleden niet geholpen heeft en dat het daarom nu ook niet zal werken is onvoldoende om aan te nemen dat eiser bij werkhervatting verdergaande aansturing nodig heeft dan begeleiding van een jobcoach haar kan bieden. Eiseres heeft ook gegevens overgelegd waar dat uit blijkt.
17. De rechtbank ziet in het overige door eiseres aangevoerde ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische- en arbeidskundigeconclusies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.