In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. M. van der Feer. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar arbeidsongeschiktheidspercentage werd vastgesteld op 36,66% en zij een WGA-vervolguitkering zou ontvangen van 28% van het minimumloon. Eiseres betwistte de medische grondslag van het besluit en stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De bezwaarverzekeringsarts had de rapportage van Psyon, waarin een somatisch-symptoomstoornis werd vastgesteld, betrokken bij de beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen correct had vastgesteld en dat eiseres in staat was om de geduide functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de rol van deskundigen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. Eiseres werd geadviseerd om begeleiding van een jobcoach te ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet betekende dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De beslissing van de rechtbank is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.