Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het hoger beroep van appellanten 2 niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant 1, die door zijn mentor werd vertegenwoordigd, en appellanten 2, die ook hoger beroep hadden ingesteld. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam zich terecht op het standpunt heeft gesteld niet bevoegd te zijn te beslissen over een passende woonvoorziening voor appellant 1. Appellant 1, geboren in 2001, is op jonge leeftijd uithuisgeplaatst en woont sinds zijn vijfde bij appellanten 2, die zijn pleegouders waren. Het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan had appellant 1 eerder een individuele voorziening jeugdhulp toegekend, maar geen besluit genomen over de gevraagde woonvoorziening. Het hoger beroep van appellanten 2 werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen bezwaar hadden gemaakt tegen het primaire besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant 1 tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de woonvoorziening voor appellant 1 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 valt en dat de gemeente Oostzaan verantwoordelijk is voor de beslissingen hierover. De uitspraak van de Raad van 2 mei 2024, waarin werd geoordeeld dat een woningaanpassing voor een jeugdige gefinancierd wordt vanuit de Wmo 2015, werd als relevant beschouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant 1 niet slaagde en dat het hoger beroep van appellanten 2 niet-ontvankelijk was, waardoor de aangevallen uitspraak in stand bleef.