ECLI:NL:CRVB:2025:1380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over het uurtarief voor persoonsgebonden budget in jeugdhulpverlening door ouders
In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Breda het uurtarief voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp, verleend door de ouders van een jeugdige, mocht vaststellen op het wettelijk minimumloon. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, een jeugdige met ernstige spijsverteringsproblemen en motorische en psychische problemen, had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van het pgb-tarief door het college. Het college had het pgb-tarief voor hulp door de ouders verlaagd van 24 uur per week naar 9 uur per week en het uurtarief vastgesteld op het minimumloon. De Raad oordeelt dat het college dit uurtarief terecht heeft vastgesteld, omdat het pgb-tarief toereikend moet zijn om de benodigde jeugdhulp in te kopen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de wetsgeschiedenis van de Jeugdwet, waaruit blijkt dat het college de vrijheid heeft om het pgb-tarief te bepalen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding.