ECLI:NL:CRVB:2025:138

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
23/3060 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag voor zoon zonder intensieve zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellante, moeder van een zoon die gediagnosticeerd is met een aandachtsdeficiëntie en een angststoornis, had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2021. De Svb had deze aanvraag afgewezen op basis van het advies van het CIZ, dat oordeelde dat de zoon geen intensieve zorg nodig had zoals bedoeld in artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank Limburg had de afwijzing van de Svb in stand gelaten, waarop de appellante in hoger beroep ging.

De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Svb terecht de aanvraag had afgewezen. De Raad oordeelde dat de zorgscore van de zoon, vastgesteld op één punt, onvoldoende was om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag, aangezien voor kinderen van zijn leeftijd minimaal drie punten vereist zijn. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat het CIZ op basis van voldoende informatie had geoordeeld en dat de appellante niet had aangetoond dat het medisch advies onzorgvuldig was.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellante geen recht had op vergoeding van proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van de zorgscore en de criteria voor het recht op dubbele kinderbijslag onder de AKW.

Uitspraak

23/3060 AKW
Datum uitspraak: 16 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 26 september 2023, 22/614 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Omdat geen sprake is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW oordeelt de Raad dat de Svb terecht de aanvraag van appellante heeft afgewezen om vanaf het derde kwartaal van 2021 dubbele kinderbijslag toe te kennen voor haar zoon [naam zoon].

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.N. Hermans, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Appellante heeft nadere stukken ingebracht.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 oktober 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Hermans. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft bij de Svb een aanvraag ingediend voor de toekenning van dubbele kinderbijslag voor haar zoon [naam zoon], geboren op [geboortedatum] 2011
.Bij [naam zoon] is een aandachtsdeficiëntie en/of hyperactiviteitsstoornis vastgesteld en een angststoornis NAO.
1.2.
Bij besluit van 12 november 2021, gehandhaafd bij besluit van 15 februari 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb de aanvraag vanaf het derde kwartaal van 2021 afgewezen. De Svb heeft zich, onder verwijzing naar adviezen van het CIZ [1] op het standpunt gesteld dat [naam zoon] geen intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW [2] nodig heeft en daarom niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht op dubbele kinderbijslag. De zorgscore voor [naam zoon] is vastgesteld op één punt, namelijk voor alleen thuis zijn, terwijl gelet op zijn leeftijd van tien jaar op de peildatum 1 juli 2021 een minimale zorgscore van drie punten vereist is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb terecht vanaf het derde kwartaal van 2021 geen dubbele kinderbijslag heeft toegekend. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch advies van het CIZ niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Bij de beoordeling van de zorgbehoefte van [naam zoon] door de medisch adviseur van het CIZ is dossieronderzoek gedaan en zijn het medisch vragenformulier en schriftelijke medische informatie bij de beoordeling betrokken. Verder is appellante in bezwaar gehoord. Uit het onderzoek zijn voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Dat [naam zoon] fysiek niet is gezien, doet hier niet aan af. In het advies van het CIZ heeft de medisch adviseur per item deugdelijk gemotiveerd waarom voor een bepaald item geen zorgscore aan [naam zoon] is toegekend. Het dossier biedt geen medische onderbouwing voor het standpunt van appellante dat een punt zou moeten worden toegekend op de onderdelen verzorging, mobiliteit, oppassing, communicatie en bezighouden/handreikingen. Uit de stukken die appellante heeft overgelegd, kan niet worden afgeleid dat [naam zoon] op een van de in het beoordelingsdocument [3] genoemde onderdelen in ernstige mate meer zorg nodig heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb het advies van het CIZ aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen en de aanvraag van appellante om dubbele kinderbijslag terecht afgewezen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek door het CIZ onzorgvuldig is geweest, omdat onvoldoende is meegewogen hoe de situatie thuis is. [naam zoon] is nooit gezien door het CIZ, waardoor de beperkingen in de praktijksituatie niet juist zijn beoordeeld. Appellante heeft betoogd dat een punt had moeten worden toegekend voor verzorging, mobiliteit, gedrag, communicatie en bezig houden, omdat [naam zoon] voortdurend hulp nodig heeft van anderen. Verder heeft appellante gewezen op de nader ingebrachte medische stukken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Het CIZ hanteert bij de beoordeling van het recht op dubbele kinderbijslag het Beoordelingskader. Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen. [4]
4.2.
Appellante heeft in hoger beroep grotendeels herhaald wat zij al in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
De stelling dat [naam zoon] nooit is gezien door een medisch adviseur van het CIZ, waardoor onvoldoende is meegewogen hoe het er thuis aan toe gaat, maakt niet dat zodanige twijfel aan het advies van het CIZ bestaat dat de Svb daar niet van heeft kunnen uitgaan. Appellante is voldoende in de gelegenheid gesteld om inlichtingen aan de medisch adviseur te verstrekken. Het CIZ heeft geadviseerd op basis van verslaglegging van professioneel betrokken partijen (zoals behandelaren, artsen, begeleiders) en het verhaal van de ouder middels het ingevulde vragenformulier. Voorts heeft de medisch adviseur van het CIZ in bezwaar telefonisch inlichtingen ingewonnen bij appellante en was de medisch adviseur aanwezig tijdens de hoorzitting. Daar komt bij dat niet is gebleken dat medische feiten zijn gemist. Appellante heeft onvoldoende onderbouwd waarom het voor de beoordeling noodzakelijk is dat – naast de reeds ingewonnen inlichtingen – haar zoon in persoon had moeten worden gezien. De in hoger beroep door appellante ingebrachte medische stukken zien niet op de datum in geding, waardoor daaraan niet de door appellante gewenste waarde kan worden gehecht.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2021 in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en Y. Sneevliet en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK)
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het BUK is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het BUK wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling)
In artikel 1 van de Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het BUK.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder c, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het tien-zeventien jaar is en het CIZ minimaal drie punten toekent.

Voetnoten

1.Centrum Indicatiestelling Zorg.
2.Algemene Kinderbijslagwet.
3.Beoordelingskader BUK 2018.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87 en 12 september 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1768.