Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.Bij [naam zoon] is een aandachtsdeficiëntie en/of hyperactiviteitsstoornis vastgesteld en een angststoornis NAO.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellante, moeder van een zoon die gediagnosticeerd is met een aandachtsdeficiëntie en een angststoornis, had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2021. De Svb had deze aanvraag afgewezen op basis van het advies van het CIZ, dat oordeelde dat de zoon geen intensieve zorg nodig had zoals bedoeld in artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank Limburg had de afwijzing van de Svb in stand gelaten, waarop de appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Svb terecht de aanvraag had afgewezen. De Raad oordeelde dat de zorgscore van de zoon, vastgesteld op één punt, onvoldoende was om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag, aangezien voor kinderen van zijn leeftijd minimaal drie punten vereist zijn. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat het CIZ op basis van voldoende informatie had geoordeeld en dat de appellante niet had aangetoond dat het medisch advies onzorgvuldig was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellante geen recht had op vergoeding van proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van de zorgscore en de criteria voor het recht op dubbele kinderbijslag onder de AKW.