ECLI:NL:CRVB:2025:134

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
23/2789 TOZO-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.P. Flinterman, een wrakingsverzoek ingediend tegen O.L.H.W.I. Korte, de voorzitter van de enkelvoudige kamer, tijdens een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het wrakingsverzoek werd gedaan tijdens de zitting op 19 november 2024, waarbij verzoekster stelde dat de behandelend rechter vooringenomen was. De behandelend rechter heeft echter aangegeven niet in de wraking te berusten. Het verzoek om wraking werd op 17 december 2024 behandeld, maar verzoekster was niet aanwezig. De behandelend rechter heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt toe te lichten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat een rechter op grond van zijn aanstelling geacht wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. Verzoekster heeft aangevoerd dat de behandelend rechter het college van burgemeester en wethouders van Utrecht voorgetrokken zou hebben door niet te benoemen dat het college niet ter zitting was verschenen. Ook werd gesteld dat de behandelend rechter en de gemachtigde van verzoekster samen het vak Romeins recht hadden gevolgd, wat volgens verzoekster zou wijzen op een vooringenomenheid.

De Raad heeft echter geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid is. De behandelend rechter heeft adequaat gereageerd op de vragen van de gemachtigde en er zijn geen zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid aangetoond. Het verzoek om wraking is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.

Uitspraak

23/2789 TOZO-W
Datum beslissing: 7 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. A.P. Flinterman hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 september 2023, 23/624, in een geding tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Tijdens het onderzoek ter zitting op 19 november 2024 heeft verzoekster verzocht om wraking van O.L.H.W.I. Korte, voorzitter van de enkelvoudige kamer (behandelend rechter). Hierna is het onderzoek ter zitting geschorst.
De behandelend rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Het verzoek om wraking is op 17 december 2024 ter zitting behandeld. Verzoekster is niet verschenen. De behandelend rechter heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. De behandeling van wrakingsverzoeken vindt plaats met inachtneming van de regels uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022. De voor dit verzoek relevante regel is te vinden in de bijlage bij deze beslissing.
2. Verzoekster heeft aan haar verzoek om wraking het volgende ten grondslag gelegd. Volgens verzoekster heeft de behandelend rechter het college voorgetrokken doordat hij op zitting niet heeft willen benoemen dat het college gebrek aan belangstelling toont door niet ter zitting te verschijnen. Dit geeft blijk van vooringenomenheid. Daarnaast hebben de behandelend rechter en de gemachtigde van verzoekster in hun studietijd samen het vak Romeins recht gevolgd en waren de verhoudingen volgens gemachtigde tussen hen toen niet goed. Tot slot vraagt verzoekster zich af of de behandelend rechter wel over voldoende (rekenkundige) kennis beschikt om zaken over de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (TOZO) te behandelen.
3.1.
Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek moet voorop staan dat een rechter op grond van zijn of haar aanstelling geacht wordt onpartijdig te zijn. Van dit uitgangspunt moet worden afgeweken als er een uitzonderlijke omstandigheid is die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor vooringenomenheid van de rechter. De vrees voor vooringenomenheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn. [1]
3.2.
Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de behandelend rechter op de vraag van de gemachtigde of het niet verschijnen van het college een gebrek aan belangstelling is, geantwoord dat hij niet weet of dat een gebrek aan belangstelling is en dat het college niet is opgeroepen en dus niet verplicht is te verschijnen. Dit geeft geen aanwijzing voor vooringenomenheid.
3.3.
Verzoekster heeft voorts niet onderbouwd waarom het enkele feit dat de behandelend rechter en haar gemachtigde tijdens hun studietijd kennelijk gelijktijdig hetzelfde vak hebben gevolgd, leidt tot vooringenomenheid van de behandelend rechter jegens haar. Dit betekent dat hier geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de behandelend rechter uit kan worden afgeleid.
3.4.
De door gemachtigde opgeworpen vraag of de behandelend rechter over onvoldoende (rekenkundige) kennis beschikt om TOZO-zaken te behandelen, zal buiten beschouwing worden gelaten aangezien dit niet kan leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Dit is geen omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing kan vormen voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is.
3.5.
Uit wat onder 3.1 tot en met 3.4 is overwogen volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en S.B. SmitColenbrander als leden, in tegenwoordigheid van M. Ramanand als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2025.
De griffier De voorzitter
(getekend) M. Ramanand (getekend) E. Dijt

Bijlage: voor deze beslissing belangrijke wettelijke regel

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Voetnoten

1.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, r.o. 4.2.3.