Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
1 januari 2006 in mindering gebracht op zijn WAO-uitkering. Als gevolg hiervan wordt de WAO-uitkering van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2019 niet meer uitbetaald, met uitzondering van de maanden februari 2009 en januari 2014. Over die maanden wordt de WAO-uitkering nog gedeeltelijk uitbetaald. Het Uwv heeft over de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2019 een bedrag van € 67.059,14 bruto aan onverschuldigd betaalde WAO-uitkering van appellant teruggevorderd.
dringende redenen om af te zien van terugvordering omdat deze in strijd is met het
rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op geen enkel moment informatie heeft achtergehouden voor het Uwv omtrent zijn inkomsten uit arbeid, zodat hem geen schending van de inlichtingenplicht kan worden verweten en hij ervan mocht uitgaan dat het uitkeringsbedrag correct was. Het had volgens appellant voor het Uwv vanaf het begin duidelijk moeten zijn dat hij naast zijn
WAO-uitkering inkomsten uit arbeid had. Het Uwv heeft echter dertien jaar lang niets met die informatie gedaan, waardoor de terugvordering onnodig is opgelopen. Ook toen het Uwv appellant vanaf 2015 over enkele perioden een WW- of ZW-uitkering toekende, heeft dat niet tot aanpassing van zijn WAO-uitkering geleid. Daarnaast heeft appellant aangevoerd dat zijn leeftijd en huidige financiële situatie, en zijn medische toestand (ernstige depressieve klachten en een verslaving aan pijnstillende medicijnen) het Uwv aanleiding hadden moeten geven tot het afzien van de terugvordering. Wat betreft de opgelegde boete heeft appellant erop gewezen dat het Uwv de boete bij besluit van 21 mei 2024 heeft ingetrokken.
Het oordeel van de Raad
Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het hoger beroep mede betrekking op een besluit ter vervanging van een bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Met bestreden besluit II heeft het Uwv bestreden besluit I gewijzigd. Daarom komt de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor vernietiging in aanmerking, moet het beroep tegen bestreden besluit I gegrond worden verklaard en zal bestreden besluit I worden vernietigd, met veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant. Omdat bestreden besluit II niet volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellant, wordt dit besluit met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, en artikel 6:24 Awb, wel in de procedure betrokken en wordt het hoger beroep geacht mede te zijn gericht tegen bestreden besluit II.