ECLI:NL:CRVB:2025:112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van niet duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren op [geboortedatum] 2004, heeft op zijn achttiende verjaardag, [geboortedatum] 2022, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, omdat hij meende dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen had. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat zijn gebrek aan arbeidsvermogen niet duurzaam was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 16 januari 2025 behandeld. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt, omdat zijn situatie niet duurzaam was. De Raad baseerde zich op medische rapporten die aangaven dat er nog behandelmogelijkheden waren en dat appellant in de toekomst mogelijk arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond over de medische grondslag van het bestreden besluit. Hierdoor blijft de weigering van de Wajong-uitkering in stand.