Uitspraak
23 januari 2025, 24/1430 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
27juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1266.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. E. Schriemer, tegen de uitspraak van 23 januari 2025. De Raad oordeelde dat het hoger beroepschrift laattijdig was ingediend, aangezien het beroepschrift op 11 maart 2025 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 6 maart 2025 eindigde. De Raad stelde vast dat de poststempel op de enveloppe van het beroepschrift 10 maart 2025 was, wat bevestigde dat het beroepschrift niet tijdig was verzonden. Appellante kon niet aantonen dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad wees erop dat de indiener van het beroepschrift in verzuim was en dat het hoger beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak bevatte ook een verwijzing naar eerdere jurisprudentie over de tijdigheid van beroepschriften en de bevoegdheid van de Raad om ambtshalve de tijdigheid te toetsen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.