ECLI:NL:CRVB:2024:999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 22/1028 ZW. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Appellante, een inwoner van Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uwv op 20 juli 2023 heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten en schadevergoeding. De Raad heeft de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt in het verzoek om schadevergoeding.
De Raad overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv veroordeeld tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot betaling van € 500,- als schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de totale procedure meer dan vier jaar heeft geduurd. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met één maand is overschreden en dat de overschrijding geheel in de rechterlijke fase heeft plaatsgevonden.
Verder is het Uwv ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat appellante heeft betaald in beroep en hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.