ECLI:NL:CRVB:2024:978

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
23/2826 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op grond van onderhoudseis voor in Marokko wonende kinderen

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de weigering van de kinderbijslag aan appellant beoordeeld, die niet voldoet aan de onderhoudseis voor zijn in Marokko wonende kinderen. Appellant heeft kinderbijslag aangevraagd voor zijn drie dochters, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag afgewezen omdat hij niet kan aantonen dat hij minimaal €433,- per kind per kwartaal aan onderhoud besteedt. Appellant stelt dat deze eis onevenredig is, gezien zijn financiële problemen en schulden. Hij is van mening dat zonder kinderbijslag hij zijn kinderen niet kan verzorgen.

De Raad oordeelt dat de Svb terecht de aanvraag heeft afgewezen. De onderhoudseis is vastgesteld in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en is bedoeld om ervoor te zorgen dat ouders een minimale bijdrage leveren aan het onderhoud van hun kinderen. De Raad concludeert dat de toepassing van deze norm in het geval van appellant niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Raad wijst erop dat, hoewel kinderbijslag een belangrijke bron van inkomsten is, het niet kan worden gezien als een laatste financieel vangnet. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard, en laat de weigering van de kinderbijslag in stand.

Uitspraak

23/2826 AKW
Datum uitspraak: 16 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 september 2023, 22/4409 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
In deze uitspraak beoordeelt de Raad de weigering kinderbijslag toe te kennen omdat appellant niet aan de onderhoudseis heeft voldaan voor zijn in Marokko wonende kinderen. Appellant vindt dat de minimale bijdrage van €433,- per kind per kwartaal aan onderhoud in zijn geval onevenredig uitpakt, omdat appellant financiële problemen heeft en daardoor niet aan de gestelde norm kan voldoen. Volgens de Raad is geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.A. Spek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 april 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Spek. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.G. Starreveld.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.Appellant woont in Nederland en heeft kinderbijslag aangevraagd voor zijn drie dochters die wonen bij hun moeder in Marokko.
1.2.
Met een besluit van 3 december 2021 heeft de Svb de aanvraag van appellant om kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2020 afgewezen. Daartoe overweegt de Svb dat appellant recht heeft op kinderbijslag voor zijn uitwonende kinderen als hij tenminste € 433,- per kind per kwartaal aan onderhoud besteedt (onderhoudseis). Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij aan die onderhoudseis heeft voldaan.
1.3.
Met een besluit van 9 juli 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant voert aan dat de toepassing van de onderhoudseis in zijn geval onevenredig uitpakt en daarom in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. [1] Appellant heeft schulden en staat onder curatele. Van het leefgeld dat hij krijgt kan hij onmogelijk aan het normbedrag van € 433,- per kind per kwartaal voldoen. Zonder kinderbijslag kan hij zijn kinderen niet verzorgen. Daar komt bij dat appellant, als hij niet in aanmerking komt voor kinderbijslag in 2020, vanaf 2021 geen kinderbijslag voor zijn in Marokko wonende kinderen kan krijgen. Dit is een gevolg van de wijziging van het socialezekerheidsverdrag tussen Nederland en Marokko. [2]

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit waarbij de aanvraag om kinderbijslag is afgewezen in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Voor kinderen die niet tot zijn huishouden behoren heeft een AKW [3] -verzekerde recht op kinderbijslag als hij hen onderhoudt. [4] Het BUK [5] bepaalde dat een verzekerde in 2020 tenminste € 433,- per kind per kalenderkwartaal moest bijdragen om kinderbijslag te kunnen krijgen. [6]
4.2.
Met het bestreden besluit heeft de Svb aan appellant kinderbijslag geweigerd op de grond dat hij niet voldoet aan de onderhoudseis. De vraag die voorligt is of dit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Raad komt tot het oordeel dat dat niet het geval is. De Raad heeft recent geoordeeld dat het BUK, waar het een vaste onderhoudseis bevat om in aanmerking te komen voor kinderbijslag en waarbij de regelgever bewust geen rekening heeft gehouden met het inkomen van de verzekerde, de toets aan het evenredigheidsbeginsel in algemene zin kan doorstaan. [7] De Raad ziet ook in wat appellant heeft aangevoerd geen aanknopingspunten dat de toepassing van de norm uit het BUK in zijn individuele geval zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Dat appellant meer middelen wil om zijn kinderen te ondersteunen is begrijpelijk, maar uit wat appellant ter zitting heeft verteld over zijn situatie en die van zijn kinderen blijkt niet dat het bestreden besluit in de gegeven omstandigheden voor appellant onredelijk bezwarend uitpakt. In dat verband is mede van belang dat kinderbijslag weliswaar een belangrijke bron van inkomsten is om ouders in de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen, maar niet het karakter draagt van een laatste financieel vangnet. [8]

Conclusie en gevolgen

4.4.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering om aan appellant vanaf het derde kwartaal van 2020 kinderbijslag toe te kennen in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2024.
(getekend) A. Hoogenboom
(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene Kinderbijslagwet
Artikel 7
1. De verzekerde heeft overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op kinderbijslag voor een kind dat jonger is dan 18 jaar en dat:
a. tot zijn huishouden behoort, of
b. door hem wordt onderhouden.
(…)
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid, onderdeel b, en het zesde lid.
(…)
Besluit uitvoering kinderbijslag
Artikel 5, zoals dat luidde per 1 januari 2020,
1. Het bedrag van de door de verzekerde aan het onderhoud van het kind te leveren bijdrage om voor kinderbijslag in aanmerking te komen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de wet, is € 433,- per kalenderkwartaal.
(…)

Voetnoten

1.Appellant beroept zich daarbij op de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.
2.Artikel 35d Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko.
3.Algemene kinderbijslagwet.
4.Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de AKW.
5.Besluit uitvoering kinderbijslag.
6.Artikel 5 van het BUK.
7.Uitspraak van de Raad van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:748.
8.Uitspraak van de Raad van 17 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2438, r.o. 4.11 en 4.15.