Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen per 20 september 2017. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant betwistte deze beslissing en voerde aan dat hij meer medische beperkingen had dan het Uwv had aangenomen, en dat hij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet kon vervullen. De Raad heeft het standpunt van appellant niet gevolgd en geoordeeld dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelde dat de medische onderbouwing van het Uwv voldoende was en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en het procesverloop, waarbij het Uwv was opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had onderbouwd dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 april 2023 voldoende tegemoetkwamen aan de psychische klachten van appellant. De Raad heeft ook geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend waren. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.750,-, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 50,-.