ECLI:NL:CRVB:2024:917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en terugkomen op eerdere besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, geboren in 1999, had in 2016 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die in 2017 door het Uwv was afgewezen. Appellant stelde dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen had, maar het Uwv oordeelde dat deze situatie niet duurzaam was. Na meerdere afwijzingen en een beroep op de rechtbank, heeft appellant hoger beroep ingesteld. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 14 februari 2024, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.A. Faber, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.I. Damsma. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht het verzoek van appellant om terug te komen van de eerdere weigering van de Wajong-uitkering had afgewezen. De overgelegde medische informatie voegde niets nieuws toe en bevestigde eerder gemaakte behandelmogelijkheden. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de eerdere weigering van de Wajong-uitkering bleef in stand. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.