ECLI:NL:CRVB:2024:852

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
22/3664 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering en beoordeling van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren in 1997, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen had vanwege haar klachten, waaronder PDD-NOS en ADD. Het Uwv concludeerde echter dat appellante op haar 18e verjaardag en op de datum van de aanvraag arbeidsvermogen had. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen reden was om aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om ten minste vier uur per dag te werken, en de Raad volgde de conclusie van de rechtbank dat appellante niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de beslissing van het Uwv en wees de verzoeken van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen af. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsartsen in de beoordeling van arbeidsvermogen.

Uitspraak

22/3664 WAJONG
Datum uitspraak: 17 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 oktober 2022, 21/2035 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen. Volgens appellante beschikte zij (duurzaam) niet over arbeidsvermogen en had zij om die reden als jonggehandicapte moeten worden aangemerkt. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.L. Crutzen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 maart 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Crutzen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1997, heeft met een door het Uwv op 1 december 2020 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellante klachten heeft als gevolg van PDD-NOS, ADD en bekkeninstabiliteit. Bij de aanvraag is een brief van Bekken-Pro van 27 augustus 2019 en een brief van Praktijk You Contact van 28 januari 2020 bijgevoegd. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellante zowel op haar achttiende verjaardag als op de datum van de aanvraag arbeidsvermogen heeft. Met een besluit van 13 januari 2021 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellante een
Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2.
Bij besluit van 17 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank is er geen sprake van een onzorgvuldig onderzoek van het Uwv. De verzekeringsartsen hebben het dossier en de ontvangen medische informatie bestudeerd, waaronder de brieven van Bekken-Pro en Praktijk You Contact en de informatie van Stichting MEE van 22 januari 2019. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat er geen reden is om aanvullende medische informatie op te vragen, omdat al voldoende informatie voorhanden is. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op de in beroep overgelegde brief van Praktijk You Contact van 22 september 2021. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen onjuist is. De verzekeringsartsen hebben gemotiveerd dat appellante ten minste vier uur per dag of twee keer twee uur per dag belastbaar is, op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met haar beperkingen. Verder hebben de verzekeringsartsen gemotiveerd dat appellante ten minste één uur aaneengesloten kan werken, omdat uit de medische informatie niet kan worden afgeleid dat appellante zo beperkt is in aandacht, geheugen en/of stemming dat meer dan één keer per uur een substantiële onderbreking van het arbeidsproces noodzakelijk is om appellante bij te sturen. Appellante kan het (vrijwilligers)werk in de tattooshop maximaal drie uur aaneengesloten uitvoeren, met een pauze tussendoor van 30-45 minuten. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de arbeidsdeskundige beoordeling onjuist is. De arbeidsdeskundigen hebben uitgebreid gemotiveerd dat appellante de taak scannen kan uitvoeren. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is de taak scannen geschikt voor appellante, omdat het gestructureerd en overzichtelijk werk is dat fysiek niet zwaar is. Appellante hoeft zelf niet te tillen en/of dragen en het werk kan zittend worden verricht. Ook is afwisseling mogelijk met staan en lopen op het moment dat het scannen plaatsvindt. Bovendien kan begeleiding plaatsvinden door de op de werkplek aanwezige leidinggevende. Ook is bij het verrichten van de taak scannen geen sprake van prikkels in de vorm van lawaai van machines of werkzaamheden, veel drukte en rumoer en dergelijke. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante voert aan dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is geweest, omdat er geen informatie bij derden is opgevraagd en appellante niet bij een verzekeringsarts op spreekuur is geweest. Verder voert appellante aan dat zij niet 20 uur per week belastbaar is en het Uwv niet heeft gemotiveerd waarom op dit punt wordt afgeweken van de bevindingen van haar behandelaars. Verder heeft de rechtbank ten onrechte haar werk in de tattooshop als werkzaamheden gekwalificeerd nu het een soort vrijwilligerswerk betrof waarvoor geen loon is ontvangen. Zij heeft hier op aandringen van het Uwv slechts vrijwilligerswerk verricht. Daarnaast voert appellante aan dat zij gelet op haar psychische gesteldheid niet in staat is om de taak scannen te verrichten. Ze wijst in dat verband op de in beroep overgelegde brief van Praktijk You Contact. Appellante verzoekt de Raad om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen en verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 april 2023.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
4.2.
In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante per [geboortedatum] 2015 (de dag dat zij achttien jaar is geworden) en 1 december 2020 (de dag dat de aanvraag is ontvangen) arbeidsvermogen heeft. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of voldaan is aan de voorwaarde dat appellante geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur en niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Medische beoordeling
4.3.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest. Hierbij wordt het volgende overwogen.
4.3.1.
Op grond van vaste rechtspraak van de Raad [1] kan een verzekeringsarts op zijn eigen oordeel afgaan en is inwinnen van informatie bij de behandelend sector alleen dan noodzakelijk als een behandeling is ingezet of zal worden ingezet en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden of als betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over de medische beperkingen. Geen van beide situaties heeft zich hier voorgedaan. Appellante heeft een grote hoeveelheid medische informatie van haar behandelaars overgelegd en die informatie hebben de verzekeringsartsen bij de beoordeling betrokken. Verder heeft appellante desgevraagd niet concreet kunnen benoemen welke informatie het Uwv heeft gemist.
4.3.2.
In de primaire fase is er geen spreekuurcontact geweest met een verzekeringsarts. In deze situatie geldt op grond van vaste rechtspraak van de Raad [2] als uitgangspunt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming met zich brengt dat een betrokkene in de bezwaarfase door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuur moet worden onderzocht. Van een spreekuurcontact kan in beginsel slechts worden afgezien als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 4 juni 2021, aangevuld in het rapport van 6 april 2023, toegelicht dat het hier gaat om een laattijdige beoordeling over een situatie in het verleden. Juist in die periode is appellante gezien door verzekeringsartsen in het kader van beoordelingen voor de Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en de uitvoerige informatie van de behandelaars bij de beoordeling betrokken. Verder heeft appellante in de bezwaarfase desgevraagd verklaard geen behoefte te hebben aan een hoorzitting in aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Gelet op het voorgaande heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
4.4.
De beroepsgrond dat appellante niet voldoet aan de voorwaarde dat zij niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, slaagt niet. De verzekeringsartsen hebben gemotiveerd dat er geen reden is om af te wijken van de in het kader van de WIA-beoordeling aangenomen urenbeperking van acht uur per dag en 24 uur per week. Volgens de verzekeringsartsen is appellante minimaal vier uur per dag of twee keer twee uur per dag belastbaar, mits rekening gehouden wordt met haar beperkingen. De informatie van Stichting MEE, Bekken-Pro en Praktijk You Contact geven geen aanleiding om aan de conclusie van de verzekeringsartsen te twijfelen. Uit die informatie volgt dat appellante wordt aangeraden om voldoende rustmomenten in te bouwen, zwaar lichamelijke activiteiten te vermijden en staan, lopen en zitten goed af te wisselen. Appellante heeft nog gewezen op de brief van Praktijk Contact You van 28 januari 2020, waaruit blijkt dat appellante in het kader van haar re-integratie twee keer drie uur per week heeft gewerkt als onderwijsassistente bij een basisschool. Zij is hiermee gestopt door de vele prikkels op de werkplek. Uit de enkele omstandigheid dat de werkzaamheden in die functie haar belastbaarheid te boven ging, kan echter niet worden afgeleid dat zij in het geheel niet vier uur per dag belastbaar is. De beroepsgrond dat appellante niet een uur aaneengesloten kan werken is in feite een herhaling van de grond die zij in beroep naar voren heeft gebracht. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd over haar werkzaamheden in de tattooshop, leidt niet tot een ander oordeel. Omdat twijfel aan de medische beoordeling ontbreekt, wordt geen aanleiding gezien om over te gaan tot benoeming van een deskundige.
Arbeidskundige beoordeling
4.5.
De beroepsgrond dat appellante gelet op haar psychische gesteldheid niet in staat is om de taak scannen te verrichten, slaagt ook niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 juni 2021 op navolgbare wijze de voorwaarden van de fysieke en sociale werkomgeving beschreven waarin appellante in staat moet zijn om aan de taakspecifieke eisen te voldoen. In de overgelegde brief van Praktijk You Contact van 22 september 2021 is een algemene toelichting gegeven over autisme en de situatie van appellante. Anders dan appellante betoogt, volgt hieruit niet dat appellante de taak scannen niet kan uitvoeren.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat appellante op 1 december 2015 en 1 december 2020 beschikte over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) E.X.R. Yi

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1581.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.