Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Wajong-uitkering toe te kennen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren in 1997, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen had vanwege haar klachten, waaronder PDD-NOS en ADD. Het Uwv concludeerde echter dat appellante op haar 18e verjaardag en op de datum van de aanvraag arbeidsvermogen had. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen reden was om aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om ten minste vier uur per dag te werken, en de Raad volgde de conclusie van de rechtbank dat appellante niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de beslissing van het Uwv en wees de verzoeken van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen af. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsartsen in de beoordeling van arbeidsvermogen.