ECLI:NL:CRVB:2024:837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de rol van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 24 maart 2020, die door het Uwv op 47,39% was vastgesteld. Appellant, die zich ziek had gemeld op 26 januari 2016, betwistte deze vaststelling en voerde aan dat zijn gezondheidssituatie sinds 26 september 2019 was verslechterd. Echter, appellant had niet meegewerkt aan medisch onderzoek en geen toestemming gegeven voor het opvragen van medische informatie, waardoor het Uwv niet in staat was om zijn gezondheidssituatie adequaat te onderzoeken.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv terecht is uitgegaan van het arbeidsongeschiktheidspercentage van 47,39%, omdat appellant door zijn handelswijze het Uwv geen mogelijkheden heeft geboden om zijn gezondheidssituatie medisch te laten onderzoeken. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze overwegingen. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere besluiten zouden kunnen ondermijnen.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van 47,39% in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet succesvol was.