Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
(hierna: (ex-)werknemer) was werkzaam bij appellante als timmerman. Het Uwv heeft op
8 juli 2019 een melding ontvangen dat hij met ingang van 14 december 2018 ziek is. Het Uwv heeft de ziekmelding ter behandeling aan appellante doorgezonden.
ZW-uitkering van de (ex-)werknemer met ingang van 9 juli 2020 beëindigd. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante hiertegen met een besluit van 16 november 2020 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard.
9 juli 2020. Dat dit onderzoek pas zo laat heeft plaatsgevonden, is in overwegende mate het gevolg van de weigerachtigheid van appellante om het onderzoek op zich te nemen, terwijl uit artikel 63a van de ZW volgt dat zij dit als ERD had moeten doen. Dat appellante niet heeft kunnen vaststellen dat de werknemer, zoals zij veronderstelt, arbeidsgeschikt is, komt dus voor haar risico. Dat de werknemer zich pas geruime tijd na het einde van het dienstverband heeft ziekgemeld, maakt dat niet anders. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten de ZW-uitkering van de werknemer per 9 juli 2020 te beëindigen.
Het oordeel van de Raad
ZW-uitkering. Het besluit waarmee aan de werknemer ZW-uitkering is toegekend, ligt in de onderhavige procedure echter niet voor. Zoals uit de voorgaande overwegingen volgt, gaat het in de onderhavige procedure om de overname door het Uwv van werkzaamheden die appellante op grond van artikel 63a, eerste lid, van de ZW behoorde te verrichten. Anders dan de rechtbank, komt de Raad daarom niet toe aan bespreking van deze beroepsgronden. Als appellante het niet eens is met de toekenning van ZW-uitkering aan de (ex-)werknemer omdat zij vindt dat de (ex-)werknemer niet ziek was, had zij daartegen rechtsmiddelen kunnen aanwenden. Voorts wordt opgemerkt dat als appellante van mening was dat de (ex-)werknemer een benadelingshandeling heeft gepleegd, het haar vrij stond aan het Uwv te verzoeken om aan de (ex-)werknemer in verband daarmee een maatregel op te leggen.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
1. De eigenrisicodrager verricht met betrekking tot de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden, de werkzaamheden ter zake van de voorbereiding van besluiten op grond van deze wet inzake uitkeringen, met uitzondering van besluiten op grond van artikel 45a en besluiten op grond van bezwaar of beroep. De eigenrisicodrager begeleidt de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden, bij gebleken ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte als zou hij in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot de eigenrisicodrager staan, met toepassing van artikel 26, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel artikel 71b, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
(…)
(…)
5. Indien de eigenrisicodrager werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet, niet voldoende of niet juist verricht, verricht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen die werkzaamheden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen brengt de kosten daarvan, alsmede de kosten die voortvloeien uit het derde lid, in rekening bij de eigenrisicodrager.