ECLI:NL:CRVB:2024:689
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voortzetting van de WAO-uitkering en de geschiktheid van geselecteerde functies voor appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WAO-uitkering ongewijzigd voort te zetten per 19 april 2020. Appellante, die 65 tot 80% arbeidsongeschikt is, betwistte de juistheid van de medische beoordeling en de geschiktheid van de door het Uwv geselecteerde functies. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 november 2022 bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende nieuwe medische gegevens heeft overlegd om haar standpunt te onderbouwen dat haar beperkingen per 19 april 2020 zijn toegenomen. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep herhaaldelijk beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht de WAO-uitkering heeft voortgezet. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellante om haar stellingen met medische gegevens te onderbouwen. De Raad heeft de kosten van de procedure voor appellante niet vergoed en het betaalde griffierecht niet teruggegeven.