ECLI:NL:CRVB:2024:662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden
Op 3 april 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/3382 WIA. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door mr. M.F. Achekar, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2023. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De gemachtigde van appellante is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Vervolgens is er een tweede termijn van vier weken gesteld, waarbinnen de beroepsgronden alsnog ingediend konden worden. Ook deze termijn is door de gemachtigde van appellante niet benut.
Gezien het ontbreken van beroepsgronden en het niet reageren op de gestelde termijnen, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft besloten om zonder verder onderzoek te beslissen en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met A. Giesen als griffier.