ECLI:NL:CRVB:2024:1167

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
23/3382 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van een eerdere uitspraak in het kader van WIA-hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 23/3382 WIA. De uitspraak betreft de vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van de Raad van 3 april 2024. De Raad heeft vastgesteld dat er bij de totstandkoming van de uitspraak van 3 april 2024 een administratieve omissie heeft plaatsgevonden, waardoor het hoger beroep van appellante kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Echter, de gronden van het hoger beroep waren tijdig, op 11 maart 2024, door de Raad ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere uitspraak niet had mogen plaatsvinden.

De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het voornemen tot vervallenverklaring, maar zij hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Gezien het feit dat de eerdere uitspraak niet correct tot stand was gekomen, heeft de Raad besloten deze te vervallen te verklaren. Na de vervallenverklaring zal het onderzoek in de zaak worden voortgezet door een andere kamer van de Raad, waarbij de zaak opnieuw zal worden behandeld in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de kennisgeving.

De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met A. Giesen als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 juni 2024
23/3382 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot vervallenverklaring van de uitspraak van de Raad van 3 april 2024,
23/3382 WIA
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft vastgesteld dat bij de totstandkoming van zijn uitspraak van 3 april 2024, als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een administratieve omissie heeft plaatsgevonden.
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over een vervallenverklaring van de uitspraak.
Partijen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft bij zijn uitspraak van 3 april 2024 het hoger beroep van appellante kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden van het hoger beroep niet ingediend zouden zijn. Nadien is gebleken dat de gronden van het hoger beroep tijdig op 11 maart 2024 door de Raad zijn ontvangen.
Dit betekent dat de uitspraak van 3 april 2024 niet tot stand had mogen komen. De Raad ziet hierin aanleiding die uitspraak vervallen te verklaren.
Bij brief van 10 april 2024 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken op dit voornemen te reageren.
Partijen hebben niet gereageerd op deze brief en daarom gaat de Raad over tot vervallenverklaring van de uitspraak.
Na de vervallenverklaring van de uitspraak zal het onderzoek worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond toen de kennisgeving werd verzonden. De zaak zal door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zijn uitspraak van 3 april 2023, 23/3382 WIA, vervallen.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) A. Giesen