Uitspraak
23/3382 WIA
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 23/3382 WIA. De uitspraak betreft de vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van de Raad van 3 april 2024. De Raad heeft vastgesteld dat er bij de totstandkoming van de uitspraak van 3 april 2024 een administratieve omissie heeft plaatsgevonden, waardoor het hoger beroep van appellante kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Echter, de gronden van het hoger beroep waren tijdig, op 11 maart 2024, door de Raad ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere uitspraak niet had mogen plaatsvinden.
De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het voornemen tot vervallenverklaring, maar zij hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Gezien het feit dat de eerdere uitspraak niet correct tot stand was gekomen, heeft de Raad besloten deze te vervallen te verklaren. Na de vervallenverklaring zal het onderzoek in de zaak worden voortgezet door een andere kamer van de Raad, waarbij de zaak opnieuw zal worden behandeld in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de kennisgeving.
De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met A. Giesen als griffier.