ECLI:NL:RBAMS:2023:7594

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
22/3547
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering door het UWV na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2023, in de zaak tussen eiseres en het UWV, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had haar aanvraag ingediend na een periode van ziekte, waarbij zij zich eerst ziek meldde vanwege een zwangerschap en later vanwege rugklachten. Het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 0%, wat betekent dat zij in staat werd geacht om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat door het UWV.

De rechtbank constateert dat het UWV de aanvraag op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld, met inachtneming van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres had niet onderbouwd dat zij zonder begeleiding niet kan functioneren, en de rechtbank oordeelt dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep logisch en navolgbaar zijn. Eiseres had geen rapport van een arts overgelegd om haar claims te onderbouwen, wat haar positie verzwakte.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordelingen in arbeidsongeschiktheidszaken en de rol van de rechtbank in het toetsen van de zorgvuldigheid van de besluitvorming door het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.F. Achekar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV)
(gemachtigde: mr. E. Kok).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 6 oktober 2021 (het primaire besluit) afgewezen.
Met het bestreden besluit van 10 juni 2022 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van het UWV was aanwezig. Eiseres en haar gemachtigde zijn – zonder bericht van verhindering – niet verschenen op zitting.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als huishoudelijk medewerker en thuishulp voor gemiddeld 26,89 uur per week. Op 8 maart 2019 heeft eiseres zich ziek gemeld vanuit de Wet arbeid en zorg (WAZO) wegens een zwangerschap. Na afloop van de WAZO heeft eiseres zich opnieuw ziek gemeld vanaf 20 oktober 2019 als gevolg van pijnklachten, met name in de rug. Het UWV heeft eiseres per 21 oktober 2019 een Ziektewetuitkering toegekend. Op 7 april 2021 heeft eiseres bij het UWV een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering.
2. Deze aanvraag heeft het UWV met het primaire besluit afgewezen. Het UWV heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 0%. Het UWV heeft eiseres geen WIA-uitkering toegekend, omdat zij met haar beperkingen meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Aan het primaire besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts van 21 september 2021 ten grondslag, met daarbij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum. Ook ligt aan het primaire besluit een rapport van een arbeidsdeskundige van 29 september 2021 ten grondslag.
3. In het bestreden besluit heeft het UWV verwezen naar rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 mei 2022 en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 mei 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres beperkter geacht in haar belastbaarheid en heeft de FML daarop aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht de drie door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functies hierdoor niet meer passend en heeft nieuwe functies geselecteerd. Op basis van deze nieuwe functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd vastgesteld op 28,18%. De WIA-uitkering is volgens het UWV terecht niet toegekend, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres voert aan dat zij recht heeft op een WIA-uitkering en acht zichzelf meer dan 35% arbeidsongeschikt. Eiseres voert daartoe aan dat het bestreden besluit gebaseerd is op een onzorgvuldig medisch onderzoek, omdat het UWV niet goed met haar belangen is omgegaan. Ook heeft het UWV haar medische beperkingen onderschat. Zo heeft eiseres meerdere lichamelijke (vermoeidheid, concentratieproblemen, vergeetachtigheid) en psychische (paniek- en angststoornis) klachten waar het UWV aan voorbij is gegaan. Door de klachten kan eiseres niet werken en ook geen sociale activiteiten verrichten. Tot slot voert eiseres aan dat zij zonder begeleiding van derden geheel niet kan functioneren; zij heeft geen benutbare mogelijkheden.
Het oordeel van de rechtbank
5. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij zonder begeleiding van derden niet kan functioneren oftewel dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met de beperkingen van eiseres, maar is niet van mening dat eiseres hierdoor helemaal niet zou kunnen werken. De rechtbank overweegt dat er pas kan worden gesproken van het ontbreken van benutbare mogelijkheden als er dusdanige belemmeringen bestaan dat eiseres niet of nauwelijks kan functioneren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een opname in het ziekenhuis of andere erkende instelling van bedlegerigheid. Van een dergelijke situatie is in deze zaak geen sprake.
6. Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Medisch
7. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres telefonisch gesproken op 15 september 2021. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, eiseres op het spreekuur van 25 maart 2022 psychisch en lichamelijk onderzocht. Tevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie van een revalidatiearts, een reumatoloog en een psycholoog bij de beoordeling betrokken. Ook heeft hij gereageerd op de beroepsgronden. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat eiseres door deze zorgvuldige handelswijze van het UWV niet in haar belangen is geschaad.
8. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is duidelijk dat eiseres al langer last heeft van chronische pijnklachten. Daarbij is echter geen sprake van ernstige lichamelijke afwijkingen. De chronische pijnklachten zijn bevestigd door onderzoek van de reumatoloog in het rapport van 4 augustus 2021 en later ook door de psycholoog in het rapport van 25 april 2022. In het rapport van de psycholoog worden ten aanzien van de pijnklachten ook een aantal beperkingen geformuleerd, zoals omgaan met conflicten, het hanteren van emotionele problemen van anderen en werk waarin hoog handelingstempo is vereist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze beperkingen overgenomen in zijn beoordeling.
9. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen reden om aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Eiseres voert aan dat haar klachten zijn onderschat, maar heeft dit niet onderbouwd. Voor het betwisten van de juistheid van een rapport van een verzekeringsarts of het aannemelijk maken dat de door een verzekeringsarts verrichte medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Een dergelijk rapport heeft eiseres niet overgelegd.
10. De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de onderliggende medische en psychische rapportages inzichtelijk zijn en navolgbaar. Het UWV heeft de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
11. Dat eiseres haar klachten anders ervaart dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt aangenomen, maakt niet dat het bestreden besluit op een onvoldoende medische grondslag berust. Gelet op het wettelijk arbeidsongeschiktheidscriterium is niet de subjectieve, persoonlijke klachtbeleving van eiseres bepalend, maar dienen de beperkingen als gevolg van die klachten door middel van een geobjectiveerde medische beoordeling te worden vastgesteld.
12. Hoewel de rechtbank begrijpt dat voor eiseres voorop staat wat zij zelf voelt en ervaart, gaat het bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, zoals hier aan de orde, om beperkingen die een medisch objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De subjectieve beleving van eiseres is daarom niet doorslaggevend. Het UWV ontkent niet dat eiseres veel klachten ervaart en beperkingen heeft en heeft ook beperkingen vastgesteld als gevolg daarvan. Voor het aannemen van meer beperkingen dan al is vastgesteld is volgens het UWV geen medisch objectiveerbare onderbouwing. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ziet de rechtbank in wat zij heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. De rechtbank volgt wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gezegd en gaat uit van de door hem aangenomen beperkingen in de FML.
Arbeidskundig
13. Eiseres heeft geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd. De rechtbank beperkt zich daarom tot een toetsing van de vraag of de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies in medisch opzicht geschikt zijn. [1] Uitgaande van de juistheid van de FML van 19 mei 2022, ziet de rechtbank in het dossier geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies in medisch opzicht voor eiseres ongeschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn en door eiseres kunnen worden verricht, zonder daarbij de belastbaarheid van eiseres te overschrijden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.

Conclusie en gevolgen

14. De rechtbank concludeert dat het UWV de aanvraag van eiseres om een
WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Eiseres ontvangt daarom geen WIA-uitkering
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Boerhorst, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.N. Stam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Raad van 19 juli 2023, CRVB:2023:1413.