In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit dat de aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering afwees. Appellante had in 2018 een aanvraag ingediend, die werd afgewezen omdat er geen medische informatie beschikbaar was over haar belastbaarheid op haar achttiende verjaardag. In 2021 diende appellante opnieuw een verzoek in om terug te komen van deze beslissing, maar het Uwv weigerde dit, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die deze beslissing rechtvaardigden. Appellante ging in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld, waarbij zij nieuwe medische informatie aanvoerde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen proceskosten vergoed en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.