ECLI:NL:CRVB:2024:647

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
23/1306 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele kinderbijslag en de geldigheid van eerdere uitspraken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het geschil betreft de toekenning van dubbele kinderbijslag aan betrokkene, die eerder door de Raad was vastgesteld in een uitspraak van 27 juli 2022. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 29 september 2022 bepaald dat betrokkene recht had op dubbele kinderbijslag van het tweede kwartaal van 2019 tot en met het derde kwartaal van 2022. Betrokkene maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank die het bestreden besluit vernietigde en de Svb verplichtte om met ingang van het vierde kwartaal van 2022 dubbele kinderbijslag te betalen.

De Svb ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, met het argument dat de eerdere uitspraak van de Raad geen recht op dubbele kinderbijslag voor de periode na het derde kwartaal van 2022 verleende. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de uitspraak van de Raad van 27 juli 2022 geen in tijd onbeperkte gelding had en dat de Svb betrokkene niet tekort had gedaan door de dubbele kinderbijslag tot en met het kwartaal van de uitspraak te verstrekken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

23/1306 AKW
Datum uitspraak: 3 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 april 2023, 22/2033 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Voor betrokkene heeft mr. E.B. van de Loo, advocaat, een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 december 2023. Voor de Svb is verschenen mr. J.A.H. Koning. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Loo.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
De Raad heeft bij uitspraak van 27 juli 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1878) de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 april 2020 (ECLI:NL:RBOVE:2020:1528) vernietigd. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat aan betrokkene vanaf het tweede kwartaal van 2019 dubbele kinderbijslag wordt toegekend.
1.2.
Bij besluit van 29 september 2022 heeft de Svb uitvoering willen geven aan de in 1.1 genoemde uitspraak van de Raad door te bepalen dat betrokkene over het tweede kwartaal van 2019 tot en met het derde kwartaal van 2022 recht heeft op dubbele kinderbijslag. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 13 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn standpunt gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 29 september 2022 herroepen en vastgesteld dat de Svb met ingang van het vierde kwartaal van 2022 dubbele kinderbijslag aan betrokkene dient te betalen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Raad bij de uitspraak van 27 juli 2022 dubbele kinderbijslag aan betrokkene toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2019. De Raad heeft aan de toekenning van de dubbele kinderbijslag geen termijn verbonden, zodat de Svb aan deze uitspraak niet de bevoegdheid kon ontlenen om de toekenning door de Raad te beperken in tijd en aldus te beëindigen.
Het standpunt van de Svb
3. De Svb is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat betrokkene aan de uitspraak van de Raad van 27 juli 2022 geen recht op dubbele kinderbijslag kan ontlenen vanaf het vierde kwartaal van 2022. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de Svb verwezen naar uitspraken van de Raad van 12 januari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:87) en van 24 april 2002 (ECLI:NL:CRVB:2002:AE3413).

Het oordeel van de Raad

4.1.
De beroepsgrond dat appellante aan de uitspraak van de Raad van 27 juli 2022 geen verdere aanspraak op dubbele kinderbijslag kan ontlenen dan over het kwartaal waarin de Raad uitspraak heeft gedaan, slaagt. Het geschil dat heeft geleid tot de uitspraak van 27 juli 2022 zag op een afwijzend besluit. Dat neemt niet weg dat het recht op (dubbele) kinderbijslag per kwartaal wordt vastgesteld. De genoemde uitspraak van de Raad heeft dus geen in tijd onbeperkte gelding. Door dubbele kinderbijslag te verstrekken tot en met het kwartaal waarin de Raad uitspraak heeft gedaan, heeft de Svb betrokkene dan ook niet tekort gedaan.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en D. Hardonk-Prins en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.S. Blok