Uitspraak
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het geschil betreft de toekenning van dubbele kinderbijslag aan betrokkene, die eerder door de Raad was vastgesteld in een uitspraak van 27 juli 2022. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 29 september 2022 bepaald dat betrokkene recht had op dubbele kinderbijslag van het tweede kwartaal van 2019 tot en met het derde kwartaal van 2022. Betrokkene maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank die het bestreden besluit vernietigde en de Svb verplichtte om met ingang van het vierde kwartaal van 2022 dubbele kinderbijslag te betalen.
De Svb ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, met het argument dat de eerdere uitspraak van de Raad geen recht op dubbele kinderbijslag voor de periode na het derde kwartaal van 2022 verleende. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de uitspraak van de Raad van 27 juli 2022 geen in tijd onbeperkte gelding had en dat de Svb betrokkene niet tekort had gedaan door de dubbele kinderbijslag tot en met het kwartaal van de uitspraak te verstrekken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.