In deze zaak heeft appellante, de moeder van een zoon met autisme en obstipatie, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De aanvraag was afgewezen op basis van een medisch advies van het CIZ, dat stelde dat de zoon geen intensieve zorg nodig had. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante was het niet eens met de beslissing, vooral met betrekking tot de toekenning van punten voor het item 'lichaamshygiëne'.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het standpunt van de Svb niet houdbaar was. De Raad oordeelde dat appellante wel degelijk recht had op een punt voor 'lichaamshygiëne', omdat haar zoon de nabijheid van zijn moeder nodig had om deze handelingen uit te voeren. De Raad stelde vast dat de medisch adviseur van het CIZ een verkeerde interpretatie had gegeven aan de vereisten voor permanente aanwezigheid.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en besloten dat appellante recht heeft op dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht vanaf het tweede kwartaal van 2019. De Svb werd ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.519,50 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 juli 2022.