ECLI:NL:CRVB:2024:620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na hernieuwde ziekmelding
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 30 maart 2020 en de weigering om appellant met ingang van 3 juni 2020 een nieuwe ZW-uitkering toe te kennen. Appellant had zich ziekgemeld vanuit een situatie waarin hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, en had eerder een ZW-uitkering ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant, die het niet eens was met de besluiten van het Uwv. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant per 30 maart 2020 en 3 juni 2020 geschikt is voor de maatgevende arbeid. De Raad heeft overwogen dat de medische situatie van appellant niet is veranderd ten opzichte van eerdere beoordelingen en dat de intrekking van de ZW-uitkering op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant toegewezen aan het Uwv, evenals de vergoeding van het griffierecht.