ECLI:NL:CRVB:2024:612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van het besluit tot afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van niet nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante had eerder, op 1 februari 2019, een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om van dit besluit terug te komen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die haar recht op een Wajong-uitkering zouden onderbouwen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door appellante ingebrachte informatie niet kan worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft de eerdere afwijzing van het Uwv bevestigd, omdat de informatie die appellante heeft aangevoerd niet relevant is voor de beoordeling van haar situatie in de relevante periode. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is om een deskundige in te schakelen, omdat de ingebrachte gegevens niet nieuw zijn en geen nieuwe inzichten bieden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.