Uitspraak
SAMENVATTING
Wajong-uitkering heeft afgewezen. Volgens appellante blijkt uit de door haar overgelegde medische gegevens dat zij nu wel recht heeft op een Wajong-uitkering en is de weigering evident onredelijk. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd terug te komen van het besluit van 2 februari 2018.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
25 oktober 2018 heeft appellante opnieuw een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Bij besluit van 29 oktober 2018 heeft het Uwv opnieuw geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 29 oktober 2018 is bij besluit van 1 juli 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante niet binnen de geldende termijn bezwaar heeft gemaakt.
2 februari 2018 omdat appellante bij haar aanvraag geen nieuwe informatie heeft gevoegd. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv met het besluit van 9 april 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2 februari 2018. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens de rechtbank goed uitgelegd dat de beperkingen van appellante niet binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag of na het einde van haar studie zijn toegenomen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak en dat ook in dit verband geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd. Ook heeft het Uwv volgens de rechtbank op goede gronden vastgesteld dat er geen aanleiding is om het besluit van 2 februari 2018 te herzien voor de toekomst. Dit omdat bij besluit van
20 februari 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 oktober 2020, is vastgesteld dat appellante in aanmerking komt voor een indicatie banenafspraak, wat de aanwezigheid van arbeidsvermogen impliceert. Volgens de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee toereikend gemotiveerd dat geen aanspraak bestaat op een Wajong-uitkering per datum van de herhaalde aanvraag van 29 september 2020. Tot slot bestaat volgens de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de afwijzing van de aanvraag van 29 september 2020 evident onredelijk zou zijn.
Het oordeel van de Raad
dunne-vezel-neuropathie niet behandelbaar is en dat in de loop van de tijd geleidelijk een toename van de klachten kan optreden, die niet kan worden geremd. Evenzeer is duidelijk dat de beperkingen van appellante als gevolg van de in 2017 bij haar gediagnosticeerde
dunne-vezel-neuropathie in de loop van de tijd zijn toegenomen en dat deze beperkingen van grote invloed zijn op het dagelijks leven van appellante. Om voor een Wajong-uitkering in aanmerking te komen moet (echter) kunnen worden vastgesteld dat de door appellante benoemde beperkingen al speelden op het moment dat zij achttien jaar oud was of binnen een periode van vijf jaar daarna, dan wel in de periode dat zij studeerde. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat deze beperkingen toen al speelden. In het rapport van 2 april 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat de beperkingen die appellante ervaart als gevolg van de dunne-vezel-neuropathie zich openbaarden in 2015.
Wajong-uitkering geen rekening worden gehouden.