Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om een extra bedrag aan kinderbijslag voor het jaar 2020. De appellant, die een aangehuwde dochter heeft met intensieve zorgbehoefte, had een aanvraag ingediend voor extra kinderbijslag. De Raad oordeelt dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor deze extra kinderbijslag, omdat hij niet over het gehele jaar recht heeft gehad op dubbele kinderbijslag voor het kind dat tot zijn huishouden behoort. De rechtbank Limburg had eerder de afwijzing van de aanvraag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) in stand gelaten, en de Raad bevestigt dit oordeel. De appellant had in een formulier aangegeven dat zijn dochter vanaf 25 februari 2020 niet meer thuis woonde, wat van invloed is op zijn recht op kinderbijslag. De Raad concludeert dat de appellant geen recht heeft op het extra bedrag aan kinderbijslag, omdat de voorwaarden niet zijn vervuld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.