ECLI:NL:CRVB:2024:596

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
23/1238 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag extra kinderbijslag wegens niet voldoen aan voorwaarden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om een extra bedrag aan kinderbijslag voor het jaar 2020. De appellant, die een aangehuwde dochter heeft met intensieve zorgbehoefte, had een aanvraag ingediend voor extra kinderbijslag. De Raad oordeelt dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor deze extra kinderbijslag, omdat hij niet over het gehele jaar recht heeft gehad op dubbele kinderbijslag voor het kind dat tot zijn huishouden behoort. De rechtbank Limburg had eerder de afwijzing van de aanvraag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) in stand gelaten, en de Raad bevestigt dit oordeel. De appellant had in een formulier aangegeven dat zijn dochter vanaf 25 februari 2020 niet meer thuis woonde, wat van invloed is op zijn recht op kinderbijslag. De Raad concludeert dat de appellant geen recht heeft op het extra bedrag aan kinderbijslag, omdat de voorwaarden niet zijn vervuld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/1238 AKW
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 10 maart 2023, 21/1115 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over een aanvraag om toekenning van een extra bedrag aan kinderbijslag over 2020. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat appellant geen recht heeft op dit extra bedrag, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden. Appellant heeft namelijk niet over heel 2020 recht gehad op dubbele kinderbijslag voor een tot zijn huishouden behorend kind.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.M.J.P. Penners, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 februari 2024. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft een aangehuwde dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] 2003. [naam dochter] heeft intensieve zorg nodig en voor haar werd dubbele kinderbijslag ontvangen voor een thuiswonend kind. In een formulier over de woonsituatie van 24 augustus 2020 heeft appellant aangegeven dat [naam dochter] vanaf 25 februari 2020 niet meer thuis woont. Zij verblijft voor 4 nachten per week in een woongroep in Venlo, voor een periode van langer dan zes maanden en korter dan een jaar.
1.2.
Met een besluit van 4 september 2020 heeft de Svb vanaf het derde kwartaal van 2020 dubbele kinderbijslag voor een uitwonend kind aan appellant toegekend op grond van artikel 7, zesde lid, van de AKW. [1] Daarbij is overwogen dat [naam dochter] door ziekte of invaliditeit niet meer thuis woont en door appellant wordt onderhouden. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt, waardoor het besluit onherroepelijk is geworden.
1.3.
Op 19 januari 2021 heeft appellant over het jaar 2020 een extra bedrag aan kinderbijslag aangevraagd als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de AKW.
1.4.
Met een besluit van 1 februari 2021 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de Svb in het besluit van 10 maart 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat één van de voorwaarden voor het extra bedrag aan kinderbijslag is dat er een heel jaar recht is geweest op dubbele kinderbijslag voor een kind met een intensieve zorgbehoefte dat tot het huishouden behoort. Voor Danita is niet over alle kwartalen recht geweest op dubbele kinderbijslag voor een thuiswonend kind. Daarom heeft appellant geen recht op een extra bedrag aan kinderbijslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant heeft aangevoerd dat [naam dochter] in 2020 wel tot zijn huishouden behoorde en hij daarom recht heeft op een extra bedrag aan kinderbijslag over dat jaar. Volgens appellant is daarvoor van belang dat hij op het formulier woonsituatie van 24 augustus 2020 per abuis heeft ingevuld dat [naam dochter] vier nachten in de woongroep verbleef, terwijl dat vier dagen en drie nachten moest zijn.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
In geschil is of appellant over 2020 recht heeft op een bedrag aan extra kinderbijslag.
4.2.
Het recht op een extra bedrag aan kinderbijslag is geregeld in artikel 7a, tweede lid, van de AKW. In dit artikellid is bepaald dat een verzekerde die over een kalenderjaar recht heeft gehad op dubbele kinderbijslag op grond van het eerste lid van artikel 7a van de AKW, recht heeft op een bedrag aan extra kinderbijslag over dat kalenderjaar als hij ook aan overige voorwaarden voldoet. Uit het eerste lid van artikel 7a van de AKW volgt dat het moet gaan om een tot het huishouden van de verzekerde behorend kind dat een bepaalde mate van intensieve zorg nodig heeft.
4.3.
Appellant heeft vanaf het derde kwartaal van 2020 recht gehad op dubbele kinderbijslag voor een kind dat niet tot zijn huishouden behoorde. Dit was op grond van artikel 7, zesde lid, van de AKW en dus niet op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW. Deze toekenning is opgenomen in het onherroepelijke besluit van 4 september 2020. Alleen al hierom stelt de Raad vast dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het recht op een extra bedrag aan kinderbijslag. Wat appellant heeft aangevoerd over de duur van het verblijf van [naam dochter] in de woongroep, doet aan deze vaststelling niet af. Overigens heeft appellant zijn stelling dat [naam dochter] in de periode in geding slechts drie nachten in woongroep verbleef op geen enkele wijze onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat appellant over 2020 geen recht heeft op een extra bedrag aan kinderbijslag
.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en H. Lagas en A. Hoogenboom als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 7 AKW
(..)
6. Het bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, wordt verdubbeld indien de verzekerde per kalenderkwartaal een bijdrage levert aan het onderhoud van het kind die meer bedraagt dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag en het kind, bedoeld in het eerste lid, niet tot het huishouden van de verzekerde noch als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort:
a. in verband met ziekte of gebreken van het kind;
(..)
Artikel 7a AKW (geldend van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021)
1. Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
2. Indien een verzekerde over een kalenderjaar tot uitbetaling gekomen recht heeft gehad op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag op grond van het eerste lid, en
a. (..), of,
b. (..)
heeft de verzekerde recht op een extra bedrag aan kinderbijslag over dat kalenderjaar ten bedrage van € 2.200,64.
(..)

Voetnoten

1.Algemene Kinderbijslagwet.