ECLI:NL:CRVB:2024:583

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
23/792 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbreiding urenomvang schoonmaakondersteuning Wmo 2015

In deze zaak gaat het om de vraag of het college de aanvraag van appellante om uitbreiding van de urenomvang van reeds verstrekte schoonmaakondersteuning op grond van de Wmo 2015 terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 februari 2024. Voor appellante is mr. Wevers verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door B. Heijs.

Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Appellante, geboren in 1948, kampt met verschillende lichamelijke problemen, waaronder reuma, COPD en incontinentie. Zij woont samen met haar volwassen zoon en dochter die beiden ook verschillende fysieke beperkingen hebben. In verband met deze problematiek heeft appellante een aanvraag ingediend voor uitbreiding van een reeds verstrekte maatwerkwerkvoorziening met betrekking tot schoonmaakondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Met een besluit van 30 oktober 2018, gehandhaafd met een besluit van 20 januari 2022, heeft het college de aanvraag afgewezen. Het college stelt zich op het standpunt dat appellante geen recht heeft op meer dan vijf uur per week aan schoonmaakondersteuning.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat het college niet heeft geïndiceerd in resultaten in plaats van in uren. Verder mocht het college zich bij de vaststelling van de omvang van de schoonmaakondersteuning baseren op de normtijd uit het rapport Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’ (2016). De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

23/792 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 januari 2023, 22/631 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Emmen (college)
Datum uitspraak: 27 maart 2024
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de vraag of het college de aanvraag van appellante om uitbreiding van de urenomvang van reeds verstrekte schoonmaakondersteuning op grond van de Wmo 2015 terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 februari 2024. Voor appellante is mr. Wevers verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door B. Heijs.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1948 , kampt met verschillende lichamelijke problemen, waaronder reuma, COPD en incontinentie. Zij woont samen met haar volwassen zoon en dochter die beiden ook verschillende fysieke beperkingen hebben. In verband met deze problematiek heeft appellante een aanvraag ingediend voor uitbreiding van een reeds verstrekte maatwerkwerkvoorziening met betrekking tot schoonmaakondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.2.
Met een besluit van 30 oktober 2018, gehandhaafd met een besluit van 20 januari 2022 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Het college stelt zich op het standpunt dat appellante geen recht heeft op meer dan vijf uur per week aan schoonmaakondersteuning.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat, anders dan appellante heeft aangevoerd, het college niet heeft geïndiceerd in resultaten in plaats van in uren. Verder mocht het college zich bij de vaststelling van de omvang van de schoonmaakondersteuning baseren op de normtijd uit het door KPMG Plexus en Bureau HHM opgestelde rapport Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’ (2016), omdat uit de rechtspraak van de Raad blijkt dat deze normtijd is gebaseerd op onderzoek dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daarnaast mocht het college bij de beoordeling van de vraag of appellante in aanvulling op de normtijd aanspraak kon maken op meer uren schoonmaakondersteuning de normering als neergelegd in de Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2020 (Beleidsregels) hanteren. Hierbij is van belang dat bij de vaststelling van de extra benodigde tijd gebruik wordt gemaakt van het CIZ-protocol. De aangenomen aanvullingen op de normtijd zijn ook in overeenstemming met de Beleidsregels. Tot slot heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gezien om aan te nemen dat met de verstrekte vijf uur aan schoonmaakondersteuning onvoldoende maatwerk is geleverd.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft – samengevat – aangevoerd dat de rechtbank onterecht heeft aangenomen dat sprake is van een indicatie in uren in plaats van in resultaten. Daarnaast moet het college een urenindicatie verstrekken aan de hand van een objectieve normering zoals het CIZ-protocol. In het licht van de beperkingen en de individuele feiten en omstandigheden moet, gelet op het CIZ-protocol, niet vijf uur maar zeven en een half uur schoonmaakondersteuning per week worden verstrekt.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Dit doet hij aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust volledig.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Uit wat onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. Brand en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) I. van der Hout