ECLI:NL:CRVB:2024:580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellante, geboren in 1975. De aanvraag voor de uitkering werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat appellante pas na haar zeventiende verjaardag arbeidsongeschikt zou zijn geworden. De rechtbank Rotterdam had eerder de afwijzing van het Uwv bevestigd. Appellante was van mening dat zij aan de voorwaarden voor de Wajong-uitkering voldeed, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de uitkering toe te kennen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die haar standpunt onderbouwde. De Raad bevestigde dat in de beoordelingsperiode van haar zeventiende en achttiende jaar geen toename van haar lichamelijke beperkingen was vastgesteld. De Raad oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) correct was vastgesteld en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.