ECLI:NL:CRVB:2018:4058
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering wegens geen toegenomen arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding voor overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1976, op 14 april 2009 een Wajong-uitkering aangevraagd, welke door het Uwv op 21 juli 2009 werd afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat appellante niet gedurende 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest en minder dan 25% arbeidsongeschikt was vanaf 28 februari 1999. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht op 26 november 2010, waarin het beroep van appellante gegrond werd verklaard, heeft zij in 2014 opnieuw een aanvraag ingediend op basis van de Wajong 2010, na een verslechtering van haar gezondheid. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, wat leidde tot een beroepsprocedure.
Tijdens de procedure heeft appellante verslagen van haar behandelend psychotherapeut en een rapport van psychiater G.A. de Boer overgelegd, waarin zij stelde dat er in de relevante periode sprake was van toegenomen beperkingen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv heeft in hoger beroep verzocht de uitspraak te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die de conclusie van het Uwv zouden kunnen ondermijnen.
De Raad heeft vastgesteld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat appellante voldoende gelegenheid had om haar medische bevindingen te betwisten. De Raad heeft het verzoek om benoeming van een deskundige afgewezen, omdat er geen twijfel bestond aan de medische beoordeling. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar heeft de Staat veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, vastgesteld op € 500,-. De uitspraak is gedaan op 24 oktober 2018.