Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat het CIZ aan appellant het door hem in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 182,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1994 en gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en rugklachten, had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze aanvraag werd op 17 april 2020 door het CIZ afgewezen, waarna de appellant bezwaar maakte. Het CIZ baseerde zijn beslissing op een medisch advies van 12 juni 2020, waarin werd geconcludeerd dat er geen blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24-uurszorg was. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 8 februari 2024 was de appellant niet aanwezig, maar het CIZ werd vertegenwoordigd door mrs. J.E. Koedood en S. Kersjes-van Bussel. De Raad oordeelde dat, hoewel de appellant niet tijdig op de hoogte was gesteld van het medisch advies, hij door dit gebrek niet benadeeld was. De Raad bevestigde dat het CIZ het bestreden besluit op het medisch advies mocht baseren en dat de appellant voldoende gelegenheid had om zijn standpunten naar voren te brengen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, met de bepaling dat het CIZ het griffierecht aan de appellant moest vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de procedure, maar ook dat een gebrek in de procedure niet altijd leidt tot een ongunstige uitkomst voor de appellant, mits hij niet daadwerkelijk benadeeld is. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank volledig onderschreven en de relevante wet- en regelgeving in acht genomen.