ECLI:NL:RBDHA:2021:3071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie Wlz en de noodzaak van 24 uur zorg in de nabijheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een jongere met diverse medische aandoeningen, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiser had een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), die door het CIZ was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het CIZ ten onrechte had geconcludeerd dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wlz-indicatie. Eiser, geboren in 2001, heeft onder andere osteogenesis imperfecta, autismespectrumstoornis, en epilepsie, en heeft 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank stelde vast dat de combinatie van eisers somatische aandoeningen en zijn beperkingen in sociale redzaamheid een blijvende behoefte aan zorg in de nabijheid rechtvaardigt. De rechtbank vernietigde het besluit van het CIZ en droeg hen op om een indicatiebesluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de noodzaak van begeleid wonen in een kleinschalige instelling gericht op jongeren met autisme. Tevens werd het CIZ opgedragen om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: C.M.T. Van den Berg),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde (zijn moeder). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 16 maart 2021 heeft eiser aan de rechtbank een aanvullende toelichting gezonden op hetgeen ter zitting is besproken. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

1.1.
Eiser, geboren in 2001, is onder andere bekend met osteogenesis imperfecta (OI) type 1b met status na multipele fracturen waaronder schedelfractuur met subduraal hematoom, scoliose, autismespectrumstoornis (ASS), epilepsie, een bloedstollingsstoornis en een verhoogde calorische behoefte van 4000 kcal per dag. Eiser heeft onder meer extra begeleiding nodig, met name op het gebied van zelfzorg, communicatie, structuur, duidelijkheid en prikkelverwerking. De zorg voor eiser wordt op dit moment met name verleend door zijn moeder, die net als eiser bekend is met OI. Op 12 juni 2020 heeft eiser een aanvraag om een Wlz-indicatie ingediend om in aanmerking te komen voor wonen in een begeleid wonen voorziening. Eiser hoopt dat hij bij zorginstelling De Bankier, te Maasdijk, kan worden geplaatst.
1.2.
Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit, onder verwijzing naar het medisch advies van 15 juli 2020, afgewezen. Daartoe overweegt verweerder dat uit het medisch onderzoek naar voren komt dat er bij eiser sprake is van een verminderd ziekte-inzicht en beperkingen in het dagelijks functioneren, mogelijk verklaard vanuit zijn ASS. Zo is het voor eiser moeilijk zelf de dagstructuur aan te houden en initiatief te nemen voor de dagelijkse taken. Er is bij vrijwel alle taken aansturing nodig en eiser overziet niet voldoende het risico van zijn handelen. Eisers grenzen en gezondheid moeten door anderen worden bewaakt. Volgens verweerder maakt de combinatie van de somatische aandoening en beperkingen in de sociale redzaamheid het risico op ernstig nadeel zonder 24 uur zorg in de nabijheid groot. Het is echter onduidelijk welke behandeling is ingezet met betrekking tot eisers autisme. Er is geen informatie van deskundigen over het dagelijks functioneren en de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling. Op basis van de aanwezige gegevens kan volgens verweerder de blijvende noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid niet worden onderbouwd.
1.3.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hangende het bezwaar heeft in september 2020 een diagnostisch onderzoek plaatsgevonden, waarvan de resultaten in bezwaar zijn ingebracht.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het medisch advies in bezwaar van 21 september 2020, het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder zijn de grondslagen somatische aandoening (op basis van eisers stollingsproblemen, de hoge calorische behoefte en de epilepsie), lichamelijke handicap (op basis van eisers OI en de uiting daarvan in de vorm van fracturen) en – vooruitlopend op de gewijzigde wetgeving per 1 januari 2021 – psychische stoornis (op basis van eisers ASS) van toepassing. Ten aanzien van de somatische en lichamelijke aandoeningen stelt verweerder dat er geen noodzaak is tot 24 uur zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Verweerder meent dat eiser geen toegang kan krijgen tot de Wlz, omdat eiser leerbaar is en daarom niet kan worden vastgesteld dat eiser de rest van zijn leven 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen.
3. Eiser stelt zich – verkort weergegeven – op het standpunt dat hij wel voldoet aan de voorwaarden om voor een Wlz-indicatie in aanmerking te komen. Hij heeft zich in het verleden leerbaar getoond, maar verdere groei is niet mogelijk. Wat eiser heeft geleerd kan hij slechts toepassen in de specifieke situatie waarin hem dat is aangeleerd. Eiser kan uit het geleerde in de specifieke situatie geen algemene conclusies afleiden. Van generalisatie is geen sprake bij eiser. Daarnaast heeft eiser 24 uur per dag toezicht nodig. Eiser heeft als gevolg van de OI diverse (ernstige) botbreuken gehad en hij kan, als gevolg van zijn ASS, situaties niet goed inschatten. Eiser heeft veel begeleiding nodig en de zorg voor eiser is zeer complex. Deze zorg wordt nu door de moeder van eiser verleend, maar dit kan zij, gelet op haar eigen gezondheid (zij heeft eveneens OI), niet meer volhouden.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.1
Artikel 3.2.1 van de Wlz, voor zover van belang en zoals dat ten tijde van het bestreden besluit luidde, bepaalt als volgt:
“1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b. permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c. ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d. zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e. regieproblemen: beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.
4.1.2
Per 1 januari 2021 is, voor zover relevant, de Wet langdurige zorg als volgt gewijzigd:
Artikel 3.2.1 is als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt na «een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking» ingevoegd: , een psychische stoornis.
4.1.3
Het CIZ stelt voorafgaand aan 1 januari 2021 op aanvraag van de verzekerde het recht op zorg vast van de verzekerde die vanwege een psychische stoornis overeenkomstig artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg, zoals dat artikel komt te luiden per 1 januari 2021, is aangewezen op zorg.
4.1.4
De memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij (Kamerstukken II 2018/2019, 35 146, nr. 3) vermeldt over de reden van de wijziging het volgende. Door de grondslag psychische stoornis toe te voegen aan de zorginhoudelijke toegangscriteria van de Wlz kunnen mensen met een psychische stoornis in meer gevallen dan nu een beroep doen op zorg vanuit de Wlz. Door toevoeging van de grondslag psychische stoornis aan de zorginhoudelijke toegangscriteria kunnen ze namelijk, net als iedere andere cliënt, aanspraak maken op Wlz-zorg indien van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid sprake is. Het gaat erom dat het totaal aan beperkingen (lichamelijk en psychisch) leidt tot de noodzaak van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
De doelgroep van dit wetsvoorstel betreft mensen met een psychische stoornis al dan niet in combinatie met een andere aandoening of beperking (bijvoorbeeld een somatische aandoening of een verstandelijke beperking). Hiermee wordt gedoeld op een psychische stoornis conform de definitie die het Zorginstituut hanteert bij haar duiding van het verzekerde pakket in het Zvw-domein. Op dit moment sluit het Zorginstituut daarbij aan bij de omschrijving van psychische stoornissen zoals op genomen in de vijfde versie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). Als gevolg van hun psychische stoornis hebben deze mensen op veel levensdomeinen onvoldoende of geen regie, hebben in hun dagelijks functioneren onvoldoende of geen probleemoplossend vermogen en/of kunnen niet op relevante momenten hun hulpvraag stellen. De ziektebeelden zijn divers. Het psychiatrische ziektebeeld kan stabiel zijn, maar ook zeer fluctueren. Enkele voorbeelden (niet limitatief) betreffen schizofrenie, autisme of specifieke ziektes/syndromen als Huntington, Korsakov of gerontopsychiatrie.
Dit wetsvoorstel heeft tot doel om een cliënt recht op zorg op grond van de Wlz te geven indien hij voldoet aan de zorginhoudelijke toegangscriteria van de Wlz. Door het toevoegen van de grondslag «psychische stoornis» aan de zorginhoudelijke toegangscriteria kan voortaan bij de indicatiestelling gekeken worden naar het totaalbeeld van de beperkingen en de ernst en blijvendheid van de zorgbehoefte die daaruit voorkomt.
Met dit wetsvoorstel worden mensen met een psychische stoornis die voldoen aan de Wlz-toegangscriteria voor de toepassing van de Wlz niet anders benaderd dan mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, of mensen met een somatische of psychogeriatrische beperking of aandoening. Doordat nu in de indicatiestelling de psychische problematiek buiten beschouwing wordt gelaten, wordt in feite niet gekeken naar de mens als geheel.
Door het buiten beschouwing laten van deze problematiek, ervaren cliënten met een psychische stoornis die nu onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en/of Zvw vallen een aantal problemen. Toegang tot de Wlz kan een aantal problemen oplossen voor deze cliënten.
Ten eerste worden cliënten in de Wmo 2015 periodiek opnieuw beoordeeld, om vast te stellen of de zorgbehoefte nog aanwezig is. Dit wordt door cliënten en hun omgeving als een last ervaren. Een (ernstige) psychische stoornis zoals bijvoorbeeld autisme of schizofrenie, zal niet verdwijnen en/of genezen. Wel kan met goede ondersteuning en begeleiding de situatie langere tijd hanteerbaar en evenwichtig blijven. Bij toegang tot de Wlz wordt de cliënt eenmalig geïndiceerd. Bij een positieve indicatie volgt geen latere herbeoordeling. Wel kan een herindicatie plaatsvinden als de zorgbehoefte van de cliënt verandert en bijvoorbeeld een hogere indicatie nodig is. Dit geeft rust voor de cliënt.
Een tweede kenmerk van de Wmo 2015 (beschermd wonen), dat door cliënten
als onnodig belastend wordt ervaren, is het steeds terugkerend bespreken van de (on)mogelijkheid om zelfstandig te kunnen participeren. Cliëntenorganisaties geven aan dat hier in beschermd wonen veel nadruk op wordt gelegd. Dit is een goed streven, maar voor sommige cliënten met een psychische stoornis niet haalbaar. Dit levert onrust op onder cliënten, terwijl het een kwetsbare groep is, die behoefte heeft aan zekerheid en stabiliteit. Binnen de Wlz is er ook aandacht voor de ontwikkeling van cliënten, binnen hun beperkte mogelijkheden. De druk tot zelfstandige participatie zoals omschreven in de Wmo 2015, is binnen de Wlz niet aanwezig.
Een derde probleem is dat het voor cliënten met een combinatie van beperkingen, bijvoorbeeld een licht verstandelijk beperking en een psychische stoornis, nu complex is om een passend zorgaanbod te realiseren. Deze cliënten komen, gezien de dominantie van de psychische stoornis, nu niet in aanmerking voor een Wlz-indicatie. Cliënten die vanaf 2021 een Wlz-indicatie hebben, kunnen opgenomen worden in een instelling die Wlz-zorg levert, ongeacht hun grondslag.
Een laatste veel gehoord probleem is het ontbreken van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid in een instelling voor beschermd wonen op basis van de Wmo 2015. Gemeenten zijn formeel wel verantwoordelijk voor deze intensieve vorm van ondersteuning. Het is echter geen standaard aanbod, waardoor het in de praktijk vaak ingewikkeld blijkt dit aanbod te organiseren en cliënten soms lang moeten wachten. In de Wlz is deze zorg het uitgangspunt.
Door de toegang tot de Wlz voor deze cliënten mogelijk te maken, kan beter passende langdurige zorg worden geregeld die bijdraagt aan een stabiele situatie voor de cliënt.
Het CIZ stelt de blijvende behoefte vast op basis van de medische informatie van de ter zake deskundige (bijvoorbeeld een psychiater of gz-psycholoog) en betrekt bij het nemen van het besluit de diagnose(s), de behandelgeschiedenis, het ziekteverloop en de levensloop van de cliënt. Het gaat bij de indicatiestelling niet om de aandoening zelf, maar om de vraag of de daaruit voorkomende stoornissen en beperkingen, het ontbreken van regie op nagenoeg alle levensdomeinen en het missen van het vermogen om op relevante momenten hulp in te roepen, leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eventuele verbeteringen in het ziektebeeld brengen hier geen verandering in en maken dus niet dat deze zorgbehoefte vervalt.
Als uit het indicatieproces blijkt dat de blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid (nog) niet kan worden vastgesteld, dan krijgt de cliënt geen toegang tot de Wlz. De cliënt kan de zorg en ondersteuning die hij nodig heeft (blijven) ontvangen uit de Wmo 2015 en/of de Zvw. In de toekomst kan eventueel een nieuwe Wlz-aanvraag worden gedaan bij het CIZ. Het is dan belangrijk dat het dossier van de cliënt is aangevuld met relevante informatie waarmee de «blijvendheid» kan worden aangetoond.
In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk dat een cliënt, buiten de verwachting om, dusdanig vooruit gaat dat hij niet meer aan de criteria van de Wlz voldoet. Als de indicatiesteller op het moment van indiceren besluit dat iemand een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, krijgt de cliënt een Wlz-indicatie. Wanneer op een later moment blijkt dat iemand niet meer aan de criteria voldoet, kan de cliënt de Wlz verlaten. Die mogelijkheid kent de Wlz nu al onder artikel 3.2.4, aanhef en onder b.
De regering houdt, ook voor cliënten met een psychische stoornis, vast aan het begrip blijvendheid zoals dit nu in de Wlz geldt. Reden hiervoor is onder andere dat voor cliënten met een psychische stoornis het behoud van aansluiting bij de op participatie gerichte maatschappij van groot belang wordt geacht. Mensen die zorg en/of ondersteuning vanuit het gemeentelijke domein en/of in de Zvw nodig hebben, hebben over het algemeen nog perspectief op herstel en/of participatie in de samenleving. Voor hen blijft de gemeente of de zorgverzekeraar verantwoordelijk. Deze afbakening tussen enerzijds de Wmo 2015 en de Zvw en anderzijds de Wlz biedt stabiliteit voor cliënten, omdat hiermee wordt voorkomen dat mensen uit de beoogde Wlz-doelgroep telkens in gesprek moeten over de (on)mogelijkheid om zelfstandig te kunnen participeren. Ook binnen de Wlz is echter aandacht voor sociale participatie of ontwikkeling.
Een cliënt kan namelijk binnen zijn beperking wel degelijk een ontwikkeling doormaken of sociaal participeren. Het zit hem dan in zaken als het weer contact hebben met familie, het oppakken van een activiteit of het deelnemen aan zinvolle dagbesteding.
4.2
Uit artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz volgt dat een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg heeft, indien de in de aanhef van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz genoemde grondslagen leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid zoals omschreven in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Wlz.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat bij eiser de grondslagen somatische aandoening, lichamelijke handicap en psychische stoornis van toepassing zijn.
4.4
De rechtbank is voorts van oordeel dat er in het geval van eiser sprake is van een noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Blijkens het vermelde in de memorie van toelichting (zie overweging 4.1.3) moet worden gekeken of het totaal aan beperkingen (lichamelijk en psychisch) leidt tot de noodzaak van 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Dit is bij eiser het geval. Uit het medisch advies van 15 juli 2020 blijkt dat de combinatie van eisers somatische aandoeningen en zijn beperkingen in de sociale redzaamheid het risico op ernstig nadeel zonder 24 uur zorg in de nabijheid groot maakt. Immers eiser heeft een verhoogd risico op botbreuken, een bloedstollingsstoornis en als gevolg van een verstoring van de interne prikkelverwerking geen gevoel van honger, terwijl hij een calorische behoefte heeft van 4000kcal per dag. Nu eiser zelf vaak niet de noodzaak van zijn behoefte aan de inzet van zorg kan inschatten, is passief toezicht door derden zeer frequent nodig ter voorkoming van ernstige gezondheidsschade. Ook in het medisch advies in bezwaar van 21 september 2020, waarvan verweerder ter zitting heeft gesteld dat dit een aanvulling op het advies van 15 juli 2020 vormt, wordt hier niet op teruggekomen. Dat de somatische en lichamelijke aandoeningen van eiser an sich volgens verweerder geen noodzaak geven tot 24 uur zorg in de nabijheid geven, maakt het voorgaande niet anders, nu het er zoals gezegd om gaat of het totaal aan beperkingen (lichamelijk en psychisch) leidt tot de noodzaak van 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Dat eiser volgens verweerder nog leerbaar is, kan bij de beoordeling of sprake is van een noodzaak van 24 uur per dag zorg in de nabijheid geen rol spelen. Dit komt slechts aan bod bij het vaststellen van de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid.
4.5
Voorts ligt de vraag voor of verweerder zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een blijvende behoefte van eiser aan 24 uur zorg in de nabijheid. Wat betreft die blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid heeft verweerder zijn standpunt gebaseerd op de medische adviezen van 15 juli 2020 en 21 september 2020. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.5.1
Uit het medische advies van 15 juli 2020 volgt dat op dit moment niet is vast te stellen of de noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid blijvend is, omdat er geen onderzoek is aangeleverd met betrekking tot het adaptief vermogen van eiser.
4.5.2
Vervolgens heeft eiser bij orthopedagoog Westland Delfland een aanvraag ingediend betreffende diagnostisch onderzoek naar herindicatie van een eerder vastgestelde ASS en is er tevens verzocht om inzicht te geven in eisers capaciteiten en functioneringsniveau ten behoeve van zijn leervermogen. De resultaten zijn neergelegd in het eindverslag diagnostisch onderzoek van september 2020. Uit het verslag komt naar voren dat bij eiser een zekere mate van leerbaarheid wordt waargenomen. Zijn leerbaarheid blijkt uit het feit dat hij zich de beleefdheidsnormen en basale sociale regels eigen heeft gemaakt. In de interactie met de ander blijkt echter dat eiser complexere sociale situaties op eigen inzicht met moeite kan overzien. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een complexe problematiek waarbij zowel kind factoren als systematische factoren een rol spelen. De medische factoren spelen vanaf de geboorte een rol, maar duidelijk is dat ook eisers gedrag van jongs af aan al zorgelijk is geweest. Er worden vanuit onderzoek voldoende aanwijzingen gezien om nog steeds te mogen spreken van ASS, zoals de tekorten in de sociaal-emotionele wederkerigheid, de non-verbale communicatie en het ontwikkelen en onderhouden van relaties. Er is sprake van aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie evenals repetitieve patronen in gedrag en activiteit. Ook heeft hij moeite met taken die een beroep doen op zijn verbeeldingsvermogen. Hierdoor heeft hij veel structuur nodig om overzicht en voorspelbaarheid voor hem te creëren.
Eiser heeft daarom een behoefte aan een omgeving die structuur, veiligheid en voorspelbaarheid biedt, structuur brengt in tijd (een vast rooster, dagschema), structuur brengt in ruimte (spullen op een vaste plek, bepaalde activiteit koppelt aan een bepaalde ruimte), structuur brengt in activiteit (opdelen in kleine stappen), structuur biedt in persoon (consistent en consequent in het uitvoeren van afspraken), veranderingen ver van tevoren kenbaar maakt, uitleg visualiseert, dingen voordoet, het taalgebruik aanpast, door middel van concrete, letterlijke en eenvoudige begrippen, eiser steeds weer opnieuw weet te motiveren, eiser steeds weer bij activiteiten betrekt en eiser de ruimte en tijd biedt om meer en meer zelfstandig te leren functioneren.
Geconcludeerd wordt dat het op dit moment niet waarschijnlijk wordt geacht dat eiser op korte termijn volledig zelfstandig zal kunnen functioneren. Eiser is in alle opzichten kwetsbaar. Hij is nog onvoldoende in staat zich op een adequate wijze te verweren en zich staande te houden. Eiser heeft in verhouding relatief meer bescherming nodig dan zijn leeftijdsgenoten. Begeleid wonen wordt dan ook aangeraden. Eiser is aangewezen op meer begeleiding, extra toezicht, herhaalde uitleg en er dient geregeld gecontroleerd te worden of de instructies door eiser goed begrepen en opgevolgd zijn. Eisers grenzen en gezondheid moeten door anderen worden bewaakt.
4.5.3
De medisch adviseur in bezwaar baseert zich in zijn advies van 21 september 2020 op het door eiser ingebrachte diagnostisch onderzoek van september 2020. De medisch adviseur komt tot de conclusie dat eiser in de zelfzorg en ten aanzien van woonvaardigheden nog veel heeft te leren. De beperkingen en stoornissen die in het CIZ dossier worden benoemd zijn passend en aannemelijk bij de beschreven problematiek van eiser. Dit zou hij kunnen doen in een kleinschalige instelling gericht op jongeren met autisme die toewerken naar meer zelfstandigheid.
4.5.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet kan worden gevolgd in zijn conclusie dat bij eiser geen blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid vastgesteld kan worden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Zoals in de memorie van toelichting staat vermeld (zie overweging 4.1.3) moet verweerder de blijvende behoefte vaststellen op basis van de medische informatie van de ter zake deskundige (bijvoorbeeld een psychiater of gz-psycholoog) en betrekt hij bij het nemen van het besluit de diagnose(s), de behandelgeschiedenis, het ziekteverloop en de levensloop van de cliënt. Het gaat bij de indicatiestelling niet om de aandoening zelf, maar om de vraag of de daaruit voorkomende stoornissen en beperkingen, het ontbreken van regie op nagenoeg alle levensdomeinen en het missen van het vermogen om op relevante momenten hulp in te roepen, leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eventuele verbeteringen in het ziektebeeld brengen hier geen verandering in en maken dus niet dat deze zorgbehoefte vervalt. Volgens verweerder staat niet ter discussie dat eiser begeleiding nodig heeft met name op het gebied van zelfzorg, communicatie, structuur, duidelijkheid en prikkelverwerking. Echter zou eiser volgens verweerder leerbaar zijn, waardoor de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid niet kan worden vastgesteld. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te kort door de bocht. Weliswaar komt uit het diagnostisch onderzoek naar voren dat eiser leerbaar is gebleken, maar die leerbaarheid ziet op de basale sociale regels en beleefdheidsnormen. Uit het diagnostisch onderzoek komt niet naar voren dat eisers regievermogen dan wel het vermogen om op relevante momenten hulp in te roepen zodanig kan worden vergroot dat daardoor in de toekomst de behoefte aan 24 uur zorg in de nabijheid komt te vervallen. Integendeel, in het diagnostisch onderzoek wordt geconcludeerd dat eiser is aangewezen op meer begeleiding, extra toezicht, herhaalde uitleg en er dient geregeld gecontroleerd te worden of de instructies door eiser goed begrepen en opgevolgd zijn. Eisers grenzen en gezondheid moeten door anderen worden bewaakt. Ook uit het medisch advies van 21 september 2020 blijkt een dergelijke verwachte ontwikkeling ten aanzien van eisers regievermogen niet. Voorts heeft eiser in bezwaar een brief van zijn revalidatiearts overgelegd waarin wordt geconcludeerd dat eiser niet in staat is zijn complexe zorgvraag (op zowel fysiek als psychisch vlak) zelf te regisseren, hij begeleiding nodig heeft en dat hij in de afgelopen jaren op dit gebied weinig groei in zelfstandigheid heeft laten zien. Eiser heeft ter zitting ook toegelicht dat hij veel heeft geleerd, maar dat verdere groei niet mogelijk is en hij niet in staat is hetgeen hij heeft geleerd te generaliseren. Dit wordt bevestigd in een verslag van de revalidatiearts, waarnaar wordt verwezen in de door eiser in beroep overgelegde brief van de verpleegkundig specialist orthopedie.
4.5.5
Gelet op de beschikbare medische informatie en de door eiser en zijn moeder ter zitting gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz, zodat verweerder ten onrechte heeft besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz.
5. Dit betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is en dat dit besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Nu daarmee vaststaat dat ook het primaire besluit onjuist is, zal dat besluit worden herroepen.
6. Bij gebrek aan kennis om zelf een zorgprofiel voor eiser vast te stellen, draagt de rechtbank verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een besluit te nemen, strekkende tot het toekennen van een indicatie op grond van de Wlz ingaande per 1 januari 2021. Verweerder dient daarbij te betrekken dat zowel uit het medisch advies van 21 september 2020 als uit het diagnostisch onderzoek naar voren komt dat voor eiser begeleid wonen in een kleinschalige instelling gericht op jongeren met autisme passend wordt geacht. Nu eiser reeds contact heeft opgenomen met zorginstelling De Bankier, te Maasdijk, en hij daar mogelijk op korte termijn kan worden geplaatst, adviseert de rechtbank dat verweerder bij het vaststellen van het zorgprofiel in overleg treedt met De Bankier.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt verweerder op een indicatiebesluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.