Uitspraak
21.1483 WLZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 20 oktober 2020 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
Op 22 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 2001, die lijdt aan verschillende ernstige aandoeningen, waaronder osteogenesis imperfecta en een autismespectrumstoornis, en die een omvangrijke zorgbehoefte heeft. Betrokkene had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke aanvraag door het CIZ was afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het CIZ opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar het CIZ ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat betrokkene in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad oordeelde dat, hoewel betrokkene veel zorg nodig heeft, niet kan worden vastgesteld dat hij blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De medisch adviseurs van het CIZ hadden op verschillende momenten medische adviezen uitgebracht, waaruit bleek dat de zorgbehoefte van betrokkene voornamelijk werd bepaald door zijn psychiatrische problematiek, en dat er mogelijkheden waren voor verbetering van zijn functioneren door behandeling.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Tevens werd opgemerkt dat betrokkene inmiddels op zichzelf woont en een maatwerkvoorziening voor begeleiding ontvangt, maar dat hij mogelijk een nieuwe aanvraag moet indienen voor meer begeleiding. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor zorg op grond van de Wmo 2015 in acht moeten worden genomen, ongeacht de beperkingen van de betrokkene.