ECLI:NL:CRVB:2022:2784

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
21 / 1483 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgtoewijzing op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor betrokkene met complexe zorgbehoefte

Op 22 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 2001, die lijdt aan verschillende ernstige aandoeningen, waaronder osteogenesis imperfecta en een autismespectrumstoornis, en die een omvangrijke zorgbehoefte heeft. Betrokkene had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke aanvraag door het CIZ was afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het CIZ opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar het CIZ ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat betrokkene in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad oordeelde dat, hoewel betrokkene veel zorg nodig heeft, niet kan worden vastgesteld dat hij blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De medisch adviseurs van het CIZ hadden op verschillende momenten medische adviezen uitgebracht, waaruit bleek dat de zorgbehoefte van betrokkene voornamelijk werd bepaald door zijn psychiatrische problematiek, en dat er mogelijkheden waren voor verbetering van zijn functioneren door behandeling.

De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Tevens werd opgemerkt dat betrokkene inmiddels op zichzelf woont en een maatwerkvoorziening voor begeleiding ontvangt, maar dat hij mogelijk een nieuwe aanvraag moet indienen voor meer begeleiding. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor zorg op grond van de Wmo 2015 in acht moeten worden genomen, ongeacht de beperkingen van de betrokkene.

Uitspraak

21.1483 WLZ

Datum uitspraak: 22 december 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 maart 2021, 20/7125 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het CIZ
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Het CIZ heeft hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Kersjesvan Bussel. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn moeder [naam moeder betrokkene].

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene, geboren in 2001, is onder meer bekend met osteogenesis imperfecta, een bloedstollingstoornis, een verhoogde calorische behoefte, epilepsie en een autismespectrumstoornis. Betrokkene heeft een omvangrijke zorgbehoefte.
1.2.
Op 12 juni 2020 heeft betrokkene een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Bij besluit van 16 juli 2020, gehandhaafd na bezwaar bij besluit van 20 oktober 2020 (bestreden besluit), heeft het CIZ deze aanvraag afgewezen onder verwijzing naar de adviezen van zijn medisch adviseurs. Het bestreden besluit berust – samengevat – op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 16 juli 2020 herroepen en het CIZ opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Volgens de rechtbank moet, gezien de beschikbare medische informatie en de door betrokkene en zijn moeder ter zitting gegeven toelichting, worden vastgesteld dat betrokkene voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz, zodat hij in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz.
3. Het CIZ heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat betrokkene niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. Betrokkene voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Hierbij heeft het CIZ verwezen naar zijn eerdere medische adviezen en een nader medisch advies, gedateerd 28 juni 2021, overgelegd. Betrokkene heeft de inhoud van dit advies niet bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat betrokkene in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz, slaagt. De medisch adviseurs van het CIZ hebben op verschillende momenten in deze procedure medische adviezen uitgebracht. Het CIZ heeft het bestreden besluit mogen baseren op deze adviezen. Niet gebleken is dat deze adviezen niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, niet concludent of anderszins onjuist zijn.
4.2.
In de kern komt het standpunt van de medisch adviseurs erop neer dat hoewel duidelijk is dat betrokkene veel zorg nodig heeft, niet kan worden vastgesteld dat hij blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. In het laatste medisch advies is hierover – samengevat – het volgende vermeld. Niet ter discussie staat dat betrokkene in verband met zijn psychiatrische en somatische problematiek is aangewezen op regelmatige begeleiding in zijn dagelijks functioneren. De zorgbehoefte van betrokkene wordt overwegend bepaald door de psychiatrische problematiek. Voor de somatische problematiek is het handhaven van leefregels aangewezen. Hierbij heeft betrokkene begeleiding en aansturing nodig. Wanneer de leefregels worden nageleefd, leidt de somatische problematiek niet tot ernstig nadeel voor betrokkene. Passend bij de psychiatrische problematiek is betrokkene aangewezen op dagelijkse begeleiding bij de dagstructuur, regelmaat, voorspelbaarheid, duidelijkheid, aansturing en stimulans. Deze begeleiding zal hij levenslang nodig hebben. Hoewel de psychiatrische problematiek van betrokkene niet met behandeling is op te heffen, is op basis van de beschikbare gegevens niet uit te sluiten dat van behandeling verbetering in functioneren en zodoende vermindering van begeleidingsbehoefte is te verwachten. Onduidelijk is of betrokkene alle behandelmogelijkheden met betrekking tot zijn autismespectrumstoornis heeft benut. Voorts kan op basis van de beschikbare stukken niet worden vastgesteld dat betrokkene niet leerbaar is en dat hij geen baat zou kunnen hebben bij behandeling en begeleiding gericht op zijn autisme. Overigens is in de praktijk gebleken dat betrokkene leerbaar is. Zo is betrokkene van baan (passende arbeid) gewisseld en heeft hij hierin leerbaarheid getoond. Hoewel aldus de verwachting is dat betrokkene levenslang is aangewezen op enige vorm van begeleiding, kan gezien bovenstaande niet worden vastgesteld dat betrokkene blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, aldus de medisch adviseur.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
6. Buiten dit geding om merkt de Raad nog het volgende op. Ter zitting van de Raad heeft betrokkene meegedeeld dat hij inmiddels op zichzelf woont. Hij ontvangt daarbij op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening voor begeleiding van zes uur per week. Volgens betrokkene is dit onvoldoende. Hij heeft minimaal twee begeleidingsmomenten per dag nodig, ook in het weekend. Betrokkene heeft dit ook aangekaart bij het college van burgemeester en wethouders, dat hem te kennen zou hebben gegeven dat zes uur per week het maximum is. Ter zitting van de Raad is besproken dat het raadzaam is voor betrokkene om een nieuwe aanvraag te doen bij het college voor meer uur per week begeleiding. De vertegenwoordiger van het CIZ heeft toegezegd om betrokkene hierin, indien nodig en gewenst, bij te staan, bijvoorbeeld door inlichtingen te verschaffen over de gezondheidsproblematiek en begeleidingsbehoefte van betrokkene. Mocht betrokkene besluiten om een nieuwe aanvraag te doen, is relevant voor het college dat een standpunt dat maximaal zes uur per week, uitsluitend op doordeweekse dagen, begeleiding kan worden verstrekt, ongeacht de beperkingen van een betrokkene, ongeacht het al dan niet aanwezig zijn van mogelijkheden om deze op andere wijze te verminderen of weg te nemen en ongeacht de overige omstandigheden, niet in overeenstemming is met de Wmo 2015. Ook als meer uur per week begeleiding nodig blijkt, moet worden bezien in hoeverre daarvoor een maatwerkvoorziening nodig is. Ook wanneer het gaat om begeleiding in het weekend.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 20 oktober 2020 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalenvan Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van D. AlZubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022.
(getekend) M.A.H. van Dalenvan Bekkum
(getekend) D. AlZubaidi