Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van het verzoek om terug te komen van de beëindiging van zijn WAO-uitkering per 1 april 1992 en 23 augustus 1994. Appellant, geboren in 1967, had eerder een uitkering op grond van de WAO ontvangen, maar deze was ingetrokken omdat hij minder dan 25/15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant verzocht het Uwv om zijn uitkering voort te zetten en om een Wajong-uitkering toe te kennen, maar het Uwv wees dit verzoek af. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn niet was overschreden en dat appellant geen recht had op schadevergoeding. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.