ECLI:NL:CRVB:2024:426
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van Wajong-uitkering van 75% naar 70% van het minimumloon en de beoordeling van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die sinds 1997 een Wajong-uitkering ontvangt vanwege ernstige vermoeidheidsklachten, heeft in hoger beroep de verlaging van haar uitkering van 75% naar 70% van het minimumloon betwist. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 12 februari 2021, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E. van den Bogaard, en het Uwv werd vertegenwoordigd door W.P.F. Oosterbos. De Raad benoemde dr. I.A.K. Snels als deskundige om de medische situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om aaneengesloten te werken gedurende ten minste een uur, en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft en dat de verlaging van de Wajong-uitkering gerechtvaardigd is. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de conclusies van de deskundige te betwisten, en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waardoor de verlaging van de Wajong-uitkering in stand blijft.