In deze zaak heeft appellante verzocht om rectificatie van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 februari 2024, waarin niet was beslist op haar verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft op 25 juli 2024 uitspraak gedaan en de eerdere uitspraak rectificeren. Appellante had in een brief van 3 januari 2023 om schadevergoeding verzocht, maar dit was niet behandeld in de eerdere uitspraak. De Raad heeft partijen op de hoogte gesteld van zijn voornemen tot rectificatie en hen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. Appellante heeft niet gereageerd, terwijl het Uwv geen bezwaar had tegen de rectificatie.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden. De behandeling van het bezwaar door het Uwv heeft ruim 2 maanden geduurd, de behandeling van het beroep door de rechtbank heeft bijna 10 maanden geduurd, en de behandeling van het hoger beroep door de Raad heeft meer dan 5 jaar geduurd. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn is geschonden, en de Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 3.000,- aan appellante als schadevergoeding. Daarnaast is de Staat veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 437,50.
De uitspraak tot rectificatie bevestigt de eerdere uitspraak, maar voegt de schadevergoeding en proceskosten toe. De nieuwe beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juli 2024, en de gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.